22.02.07 Duurzaam bosbeheer: biologische landbouwtechnieken helpen Congolezen in eigen voedsel te voorzien (CongoForum)

WINTERSHOVEN – In de jaren tachtig startte de Limburgse professor Hugo Gevaerts aan de de Kisangaanse universiteit met meerdere projecten rond duurzame landbouw. Niet vanzelfsprekend, want "de mensen keren gemakkelijk terug naar hun traditionele methoden". Naar aanleiding van de internationale conferentie over duurzaam bosbeheer in de DR Congo, die volgende week in Brussel plaats vindt, had CongoForum een gesprek met Hugo Gevaerts.

Hugo Gevaerts begroet me op de oprit van zijn gerenoveerde vakwerkhoeve in hartje Limburg. Zijn vrouw Manja Scheuermann, die samen met hem de vzw Kisangani coördineert, schuift mee aan tafel. Zoals het een goede echtgenote betaamt, vult ze haar man aan en ordent ze zijn gedachten. Maar ze formuleert ook kritische bedenkingen bij zijn uitlatingen.

Zelf neemt Hugo geen deel aan de conferentie over duurzame landbouw, en hij betreurt dat. Hij ontving geen uitnodiging. Twee oud-studenten van hem zullen wel aanwezig zijn. René Ngongo, aan het hoofd van de ngo Océan (Organisation concertée des écologistes et amis de la nature) en Jean-Pierre Mate, de decaan van de faculteit landbouw in Kisangani. Het congres kan alleen maar zinvol zijn als de bevindingen op Europees niveau gehoor vinden, vindt Gevaerts. "Gelukkig wordt België gezien als een land waar men niet omheen kan wanneer het over Congo gaat. Dat helpt."

Zijn jongste bezoek aan Kisangani dateert van oktober vorig jaar. Sinds zijn pensioen in 2002 brengt Hugo minstens een maand per jaar in Congo door. "De reden dat ik blijf teruggaan, is om de mensen van de unversiteit te beschermen tegen hun corrupte oversten. Dat klinkt tragisch, maar het is de realiteit", beseft hij. "Hopelijk komt er iets terecht van de democratie."

Hoe is de situatie daar? Is de impact van de democratisering reeds merkbaar?

"De Congolezen hebben allemaal meegestemd, en dat is een hele prestatie. Eindelijk durft de bevolking vrij te zijn. De stembusgang vervulde de zwarten met hoop, maar het is een heel naïeve hoop. Stilaan merken ze dat het niet veel beter gaat. Toch blijven de Congolezen enthousiast. Deze keer willen ze het zelf doen."

"Tijdens de oorlog met Rwanda en Oeganda, enkele jaren geleden, was de sfeer onder de Congolese bevolking bedrukt. Gedurende de Rwandese bezetting was iedereen voorzichtig. Ter vergelijking: toen in 1989 de onvrede over het Mobutu-regime toenam, brak er onder de studenten in Kisangani een opstand uit. Soldaten hadden het huis van één van onze professoren vernield. Ik heb onze studenten toen samen met de vice-decaan tot bedaren gebracht. Zo’n gevoel van opstandigheid bij de Congolezen heb ik sindsdien niet meer meegemaakt."

"In mijn ogen heeft er zich in Congo een andere revolutie voltrokken, met een grotere impact dan het democratiseringsproces: het gebruik van de gsm en de elektronische mail. De Congolezen staan nu in verbinding met elkaar en met de buitenwereld. Het maatschappelijke middenveld raakt beter betrokken. Het begon bij televisiebeelden vanuit Europa, die hebben hen wakker geschud."

Geboren in Kisangani als zoon van een koloniaal, heeft Hugo Gevaerts zijn studies biologie in België gedaan. Na veel omzwervingen keerde hij in 1980 terug naar Kisangani, waar hij aan de faculteit wetenschappen actief was, eerst als prof en later als decaan. Daar begon Gevaerts in 1988 samen met enkele collega’s met de invoering van duurzame landbouwmethoden (de zogeheten agroforestry). Ze willen de Congolezen leren op een ecologische manier in hun eigen voedsel te voorzien. Ook het herbebossen van verschillende gebieden rond Kisangani hoort daarbij. In 1999 hebben Hugo en Manja samen met enkele vrienden vanuit België de vzw Kisangani opgericht, om de projecten blijvend te ondersteunen.

Hoe ver staat men in Kisangani op dit ogenblik?

"Het gaat minder snel vooruit dan ik had gehoopt. De mensen daar keren gemakkelijk terug naar de traditionele methoden. In Kisangani woont een bepaalde stam die leeft van de jacht, visvangst en pluk. Omwille van deze traditie ligt duurzame landbouw er moeilijk. In de Kivu-streek bijvoorbeeld, leeft een meer agrarische bevolking. Daar zou ik met het project verder geraakt zijn. "

"In Kisangani zijn we eerst met de aanleg van eigen velden gestart. We hebben zaden aangevoerd en hagen aangeplant voor groenbemesting. Vervolgens hebben we ons op schooltjes in de omgeving gericht. De leerlingen leggen er nu met de hulp van de leraar eigen veldjes aan. Ze telen rijst, kweken konijnen en leren composteren en bemesten. De leerkrachten komen aan onze universiteit een kijkje nemen en als ze onze technieken overnemen, geven we hen lesmateriaal in ruil. Een school telde bij aanvang van het schooljaar 100 leerlingen. Aan het eind van dat jaar waren ze met 400. Tot mijn vreugde zie ik dan hoe de Belgische Technische Coöperatie (BTC) deze school renoveert en hoe het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties er elke middag een bonenmaaltijd serveert. Het gevolg is dat andere scholen nu ook steun vragen. Ik voel dat het op deze manier zal lukken."

Hoe passen de principes van duurzame landbouw in het ruimer geheel van duurzaam bosbeheer?

"Met onze projecten willen we in de eerste plaats de bevolking leren zelf in hun voedsel te voorzien. Daarnaast is het de bedoeling om hout te leveren. Ook onze expertise is belangrijk. We hebben aan de universiteit van Kisangani veel mensen gevormd, die tegenwoordig in allerhande milieu-organisaties zitten. Het is een wisselwerking: wij helpen hen en hun ideeën komen naar ons. Zo is het Wereldnatuurfonds (WWF) al in Kisangani komen kijken op welke manier ze aan duurzaam bosbeheer kunnen doen."

Traditioneel leeft de bevolking in tropische bosgebieden van roofbouw. Hoe gaan de Congolezen zelf om met hun natuurlijke rijkdommen?

"De Congolezen gaan er nog altijd zeer kwistig mee om, omdat ze het niet beseffen. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. De mensen aan de universiteit van Kisangani zijn wel ecologisch bewust. Met onze projecten rond duurzame landbouw proberen we de rest van de bevolking te sensibiliseren."

"Een strikte reglementering is erg belangrijk. Wat de fauna betreft, zullen de Congolezen bijvoorbeeld nog altijd chimpansees en okapi’s op de markt verkopen. Er is zelfs een nieuwe toename qua illegaal ivoor. De oplossing ligt in een wetgeving die wordt nageleefd. Maar zover is het nog niet. In Kisangani is er minder zichtbare corruptie, maar onderhuids… De bevolking wil verandering, maar zoiets heeft tijd nodig. Men vreest dat de entourage van Kabila even erg is als die rond Mobutu indertijd."

De jarenlange onrust in Congo heeft een systematische exploitatie van het regenwoud in het verleden onmogelijk gemaakt. Daar dreigt verandering in te komen. Welke maatregelen zijn volgens u nodig om het voortbestaan van het woud te garanderen?

"In het verleden werden massaal concessies uitgedeeld. Deze concessiehouders kappen het woud, maar herbebossen niet. Dat wil men nu terugschroeven. Ik denk dat de Wereldbank daar een vrij goed zicht op heeft. Toch is internationale controle noodzakelijk, anders krijgen de grote bedrijven vrij spel. Ze maakt het ook mogelijk nationale wetten uit te vaardigen. Daarvoor is er nu een Congolese minister van Milieu aangesteld. Maar als deze internationale steun wegvalt, vrees ik het ergste."

"Zo’n regelgeving heeft een keerzijde. Kleine bosontginners houden het voor bekeken omdat er niet meer te werken valt."

Wat vormt het gootste gevaar voor het Congolese bosbestand?

"Ik kan geen rangorde opstellen. De Congolezen zelf blijven massaal kappen. Ze hebben immers hout nodig om te koken. In Kinshasa gebruikt slechts een minimum van de mensen hiervoor elektriciteit. Daarnaast hakken ze bossen om aan landbouw te doen. Deze mensen hou je niet tegen. Uiteraard zijn er ook de grote houtkapbedrijven. Het Congolese binnenland dreigt op die manier in savannegebied te veranderen."

Welke rol kan België spelen?

"In de eerste plaats toezien op de internationale controle, en druk uitoefenen. Dat geldt niet alleen voor de ontginning van het bos, maar ook voor andere natuurlijke rijkdommen."

"België probeert wel een verschil te maken. In mei 2006 bijvoorbeeld organiseerde de Senaat een colloquium over de vraag hoe de resultaten van landbouwkundig onderzoek kunnen dienen voor armoedebestrijding en de bescherming van het leefmilieu. Bij deze initiatieven is het belangrijk om zuiver te spelen. Zoniet, beschuldigt men ons ervan zelf profijt uit de situatie te halen, zoals dat bijvoorbeeld met de Belgisch-Congolese ondernemer George Forrest het geval is. België mag niet lossen, maar moet een blijvende interesse voor Congo aan de dag leggen."

"In 1998 was ik in Kisangani op het moment dat de waterkrachtcentrale het dreigde te begeven. Het drinkwater voor de stad werd uit de stroom gepompt, zonder elektriciteit was er dus geen water. Ik heb de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Eddy Boutmans, gewezen op dit rampscenario. Door de Rwandese bezetting was hij echter niet bij machte om iets te doen. Gelukkig heeft het Rode Kruis (met behulp van Belgische middelen) de turbine laten herstellen. Omdat de waterkrachtcentrale uit de koloniale periode stamt, was de herstelling in handen van Belgen. Voor sommigen was dat voldoende om in het parlement op te merken dat men alweer een landgenoot rijker maakt op de kap van de Congolezen. Zoiets vind ik erg."

Uw project steunt op ontwikkelingssamenwerking. Onvermijdelijk wordt het Westers beschavingsideaal aan anderen opgedrongen. Hoe denkt u daarover?

"Veel problemen in Congo zijn het resultaat van wat de blanken hen hebben opgedrongen. Neem nu de grootsteden. Vroeger leefde de bevolking meer gespreid. In Kisangani wonen nu 700.000 mensen bij elkaar. Dat is op zich on-Afrikaans. Daarvoor is infrastructuur nodig; voor de aanvoer van producten is men verplicht wegen aan te leggen. Het klopt dat ons landbouwsysteem westers is, maar door de bevolkingsexplosie is het een noodzaak in de hele wereld. Een massa mensen voedsel verschaffen op de traditionele manier is eenvoudig niet meer haalbaar. Nomadische volkeren hebben zich dat nooit aangetrokken. Dat is in wezen arrogant. Ze plunderen om in hun levensonderhoud te voorzien en kijken daarbij neer op de landbouwers."

"Ik ben zelf de zoon van een koloniaal, maar heb het de kolonialen altijd kwalijk genomen dat ze er niet voor gezorgd hebben dat de inlandse bevolking in haar eigen voedsel kan voorzien. Wij hebben de morele plicht iets te doen. Daarom stel ik me de vraag; hoe kan je zo’n land zelfbedruipend maken? In onze vzw kweken we beesten en vissen, telen we rijst, groenten en fruit. Dat is al heel wat. Onze westerse landbouw is trouwens ook niet zelfbedruipend (Gevaerts verwijst naar de Europese landbouwsubsidies, jdm). Als iedereen in zijn eigen voedsel voorziet, is er geen probleem. Maar dat is natuurlijk een ideaal."

Auteur Frank Westerman beschrijft uit eigen ervaring hoe in bepaalde gevallen de westerse technieken efficiënt zijn voor de bodem, maar nefast voor de sociale structuren. Herkent u dit?

"Wij dringen de Congolezen niets op. Op de faculteit zijn we, zoals de monniken in de Middeleeuwen, begonnen met eigen productie. Toen kwamen de mensen een kijkje nemen. Ik merk wel dat er problemen zijn met het in de praktijk omzetten van onze projecten, bijvoorbeeld wat de waterhuishouding betreft. Ze willen rijst telen dus nemen ze een vallei in, de ene tapt dan water af van de andere, enzovoorts. Het is belangrijk de palavercultuur te respecteren als je ginder iets voor elkaar wil krijgen; je moet rekening houden met de zwarte ziel. De Congolezen apen niet meer alles na."

"Wat die sociale structuren betreft, zie ik wel een en ander fout lopen. Op de linkeroever in Kisangani reed vroeger een trein, een restant uit de koloniale periode. Er was een vaste groep arbeiders die zich met deze spoorlijn bezighield. De echtgenotes hadden zich in een groep verenigd; in Congo leven vrouwen dikwijls in groeperingen. De professoren aan onze universiteit hielpen hen. Op een bepaald moment hebben enkele ngo’s de leidsters van deze groep een gsm-toestel gegeven. Daarbij kregen ze een premie van 5 dollar wanneer ze een vergadering bijwoonden. Uiteraard waren het de dames met de luidste stem die deze steun binnenhaalden. Al snel ontstond er jaloezie onder de vrouwen, met als gevolg dat de vrouwengroepering in Kisangani zo goed als ophield met bestaan.

Dat is een goed voorbeeld van het neokoloniaal systeem van ngo’s die het goed menen, maar die te weining voeling hebben met de lokale maatschappij. Voor alle duidelijkheid: ik steun hen, maar ik sta niet altijd achter de methodes die ze hanteren."

"Een ander voorbeeld. In de omgeving van Kisangani werden systematisch waterputten gebouwd, telkens voorzien van een pomp. Er prijkte steeds een bordje bij van de organisatie die het project gefinancierd had. Na drie jaar waren alle pompen kapot. Niemand kan ze repareren. Waarom laten deze schenkers geen vertegenwoordiger achter die zich bezighoudt met de nazorg? Volgens mij nemen ze te veel hooi op hun vork."

Met de vzw Kisangani bent u altijd op zoek naar financiële middelen om de continuïteit van de duurzame landbouwprojecten te verzekeren. Hoe lukt dat?

"De vereniging is te klein om als ngo erkend te worden, waardoor we niet kunnen rekenen op overheidssteun. Van de provincies Limburg en West-Vlaanderen krijgen we wel geld. Ook de Rotary-clubs sponsoren ons. Daarnaast telt de vzw nog zo’n 300 individuele schenkers. In totaal kunnen we elke maand 6.000 à 7.000 euro richting Kisangani sturen. Dankzij mijn tussenkomst als decaan indertijd, heeft de Kisangaanse universiteit nu goede contacten met vier Vlaamse universiteiten; Gent, Antwerpen, Leuven en Brussel. Zij sturen Belgische studenten naar Kisangani, en ontvangen hier Congolese studenten."

"Bij sommige mensen heerst een zekere vermoeidheid rond ontwikkelingshulp aan Congo. Ze vinden dat België al zo veel geld heeft gegeven. Dat is misschien waar, maar het geld ging vooral naar foute machthebbers als Mobutu, en niet naar de bevolking."

Waarom verwachten u en andere wetenschappers aan de universiteit in Kisangani zo veel heil van een koninklijk bezoek aan Congo?

"De Congolezen zijn te lang door hun eigen mensen beetgenomen. Het bezoek van onze koning zou hen opnieuw moed geven. Ze hebben zich immers lang in de steek gelaten gevoeld. Bovendien is de Congolese bevolking nog steeds erg Belgisch gezind. De koning zou er worden toegejuicht."

"Ik meen dat de hetze rond het koninklijke bezoek in de aanloop naar de federale verkiezingen vooral de Belgische politiek dient. Europa moet landen uit het Zuiden ontwikkelen om het migratieprobleem op te lossen. Vluchtelingen komen zelden naar hier met hun goesting. Daarom moeten we structurele hulp ter plaatse bieden. Dat geldt niet alleen voor Congo, maar voor heel Afrika."

© CongoForum – Jelle De Mey, 19.02.07

Voor meer informatie over de vzw Kisangani: www.kisangani.be

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.

22.02.07 Duurzaam bosbeheer: biologische landbouwtechnieken helpen Congolezen in eigen voedsel te voorzien (CongoForum)

WINTERSHOVEN – In de jaren tachtig startte de Limburgse professor Hugo Gevaerts aan de de Kisangaanse universiteit met meerdere projecten rond duurzame landbouw. Niet vanzelfsprekend, want "de mensen keren gemakkelijk terug naar hun traditionele methoden". Naar aanleiding van de internationale conferentie over duurzaam bosbeheer in de DR Congo, die volgende week in Brussel plaats vindt, had CongoForum een gesprek met Hugo Gevaerts.

Hugo Gevaerts begroet me op de oprit van zijn gerenoveerde vakwerkhoeve in hartje Limburg. Zijn vrouw Manja Scheuermann, die samen met hem de vzw Kisangani coördineert, schuift mee aan tafel. Zoals het een goede echtgenote betaamt, vult ze haar man aan en ordent ze zijn gedachten. Maar ze formuleert ook kritische bedenkingen bij zijn uitlatingen.

Zelf neemt Hugo geen deel aan de conferentie over duurzame landbouw, en hij betreurt dat. Hij ontving geen uitnodiging. Twee oud-studenten van hem zullen wel aanwezig zijn. René Ngongo, aan het hoofd van de ngo Océan (Organisation concertée des écologistes et amis de la nature) en Jean-Pierre Mate, de decaan van de faculteit landbouw in Kisangani. Het congres kan alleen maar zinvol zijn als de bevindingen op Europees niveau gehoor vinden, vindt Gevaerts. "Gelukkig wordt België gezien als een land waar men niet omheen kan wanneer het over Congo gaat. Dat helpt."

Zijn jongste bezoek aan Kisangani dateert van oktober vorig jaar. Sinds zijn pensioen in 2002 brengt Hugo minstens een maand per jaar in Congo door. "De reden dat ik blijf teruggaan, is om de mensen van de unversiteit te beschermen tegen hun corrupte oversten. Dat klinkt tragisch, maar het is de realiteit", beseft hij. "Hopelijk komt er iets terecht van de democratie."

Hoe is de situatie daar? Is de impact van de democratisering reeds merkbaar?

"De Congolezen hebben allemaal meegestemd, en dat is een hele prestatie. Eindelijk durft de bevolking vrij te zijn. De stembusgang vervulde de zwarten met hoop, maar het is een heel naïeve hoop. Stilaan merken ze dat het niet veel beter gaat. Toch blijven de Congolezen enthousiast. Deze keer willen ze het zelf doen."

"Tijdens de oorlog met Rwanda en Oeganda, enkele jaren geleden, was de sfeer onder de Congolese bevolking bedrukt. Gedurende de Rwandese bezetting was iedereen voorzichtig. Ter vergelijking: toen in 1989 de onvrede over het Mobutu-regime toenam, brak er onder de studenten in Kisangani een opstand uit. Soldaten hadden het huis van één van onze professoren vernield. Ik heb onze studenten toen samen met de vice-decaan tot bedaren gebracht. Zo’n gevoel van opstandigheid bij de Congolezen heb ik sindsdien niet meer meegemaakt."

"In mijn ogen heeft er zich in Congo een andere revolutie voltrokken, met een grotere impact dan het democratiseringsproces: het gebruik van de gsm en de elektronische mail. De Congolezen staan nu in verbinding met elkaar en met de buitenwereld. Het maatschappelijke middenveld raakt beter betrokken. Het begon bij televisiebeelden vanuit Europa, die hebben hen wakker geschud."

Geboren in Kisangani als zoon van een koloniaal, heeft Hugo Gevaerts zijn studies biologie in België gedaan. Na veel omzwervingen keerde hij in 1980 terug naar Kisangani, waar hij aan de faculteit wetenschappen actief was, eerst als prof en later als decaan. Daar begon Gevaerts in 1988 samen met enkele collega’s met de invoering van duurzame landbouwmethoden (de zogeheten agroforestry). Ze willen de Congolezen leren op een ecologische manier in hun eigen voedsel te voorzien. Ook het herbebossen van verschillende gebieden rond Kisangani hoort daarbij. In 1999 hebben Hugo en Manja samen met enkele vrienden vanuit België de vzw Kisangani opgericht, om de projecten blijvend te ondersteunen.

Hoe ver staat men in Kisangani op dit ogenblik?

"Het gaat minder snel vooruit dan ik had gehoopt. De mensen daar keren gemakkelijk terug naar de traditionele methoden. In Kisangani woont een bepaalde stam die leeft van de jacht, visvangst en pluk. Omwille van deze traditie ligt duurzame landbouw er moeilijk. In de Kivu-streek bijvoorbeeld, leeft een meer agrarische bevolking. Daar zou ik met het project verder geraakt zijn. "

"In Kisangani zijn we eerst met de aanleg van eigen velden gestart. We hebben zaden aangevoerd en hagen aangeplant voor groenbemesting. Vervolgens hebben we ons op schooltjes in de omgeving gericht. De leerlingen leggen er nu met de hulp van de leraar eigen veldjes aan. Ze telen rijst, kweken konijnen en leren composteren en bemesten. De leerkrachten komen aan onze universiteit een kijkje nemen en als ze onze technieken overnemen, geven we hen lesmateriaal in ruil. Een school telde bij aanvang van het schooljaar 100 leerlingen. Aan het eind van dat jaar waren ze met 400. Tot mijn vreugde zie ik dan hoe de Belgische Technische Coöperatie (BTC) deze school renoveert en hoe het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties er elke middag een bonenmaaltijd serveert. Het gevolg is dat andere scholen nu ook steun vragen. Ik voel dat het op deze manier zal lukken."

Hoe passen de principes van duurzame landbouw in het ruimer geheel van duurzaam bosbeheer?

"Met onze projecten willen we in de eerste plaats de bevolking leren zelf in hun voedsel te voorzien. Daarnaast is het de bedoeling om hout te leveren. Ook onze expertise is belangrijk. We hebben aan de universiteit van Kisangani veel mensen gevormd, die tegenwoordig in allerhande milieu-organisaties zitten. Het is een wisselwerking: wij helpen hen en hun ideeën komen naar ons. Zo is het Wereldnatuurfonds (WWF) al in Kisangani komen kijken op welke manier ze aan duurzaam bosbeheer kunnen doen."

Traditioneel leeft de bevolking in tropische bosgebieden van roofbouw. Hoe gaan de Congolezen zelf om met hun natuurlijke rijkdommen?

"De Congolezen gaan er nog altijd zeer kwistig mee om, omdat ze het niet beseffen. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen. De mensen aan de universiteit van Kisangani zijn wel ecologisch bewust. Met onze projecten rond duurzame landbouw proberen we de rest van de bevolking te sensibiliseren."

"Een strikte reglementering is erg belangrijk. Wat de fauna betreft, zullen de Congolezen bijvoorbeeld nog altijd chimpansees en okapi’s op de markt verkopen. Er is zelfs een nieuwe toename qua illegaal ivoor. De oplossing ligt in een wetgeving die wordt nageleefd. Maar zover is het nog niet. In Kisangani is er minder zichtbare corruptie, maar onderhuids… De bevolking wil verandering, maar zoiets heeft tijd nodig. Men vreest dat de entourage van Kabila even erg is als die rond Mobutu indertijd."

De jarenlange onrust in Congo heeft een systematische exploitatie van het regenwoud in het verleden onmogelijk gemaakt. Daar dreigt verandering in te komen. Welke maatregelen zijn volgens u nodig om het voortbestaan van het woud te garanderen?

"In het verleden werden massaal concessies uitgedeeld. Deze concessiehouders kappen het woud, maar herbebossen niet. Dat wil men nu terugschroeven. Ik denk dat de Wereldbank daar een vrij goed zicht op heeft. Toch is internationale controle noodzakelijk, anders krijgen de grote bedrijven vrij spel. Ze maakt het ook mogelijk nationale wetten uit te vaardigen. Daarvoor is er nu een Congolese minister van Milieu aangesteld. Maar als deze internationale steun wegvalt, vrees ik het ergste."

"Zo’n regelgeving heeft een keerzijde. Kleine bosontginners houden het voor bekeken omdat er niet meer te werken valt."

Wat vormt het gootste gevaar voor het Congolese bosbestand?

"Ik kan geen rangorde opstellen. De Congolezen zelf blijven massaal kappen. Ze hebben immers hout nodig om te koken. In Kinshasa gebruikt slechts een minimum van de mensen hiervoor elektriciteit. Daarnaast hakken ze bossen om aan landbouw te doen. Deze mensen hou je niet tegen. Uiteraard zijn er ook de grote houtkapbedrijven. Het Congolese binnenland dreigt op die manier in savannegebied te veranderen."

Welke rol kan België spelen?

"In de eerste plaats toezien op de internationale controle, en druk uitoefenen. Dat geldt niet alleen voor de ontginning van het bos, maar ook voor andere natuurlijke rijkdommen."

"België probeert wel een verschil te maken. In mei 2006 bijvoorbeeld organiseerde de Senaat een colloquium over de vraag hoe de resultaten van landbouwkundig onderzoek kunnen dienen voor armoedebestrijding en de bescherming van het leefmilieu. Bij deze initiatieven is het belangrijk om zuiver te spelen. Zoniet, beschuldigt men ons ervan zelf profijt uit de situatie te halen, zoals dat bijvoorbeeld met de Belgisch-Congolese ondernemer George Forrest het geval is. België mag niet lossen, maar moet een blijvende interesse voor Congo aan de dag leggen."

"In 1998 was ik in Kisangani op het moment dat de waterkrachtcentrale het dreigde te begeven. Het drinkwater voor de stad werd uit de stroom gepompt, zonder elektriciteit was er dus geen water. Ik heb de toenmalige minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Eddy Boutmans, gewezen op dit rampscenario. Door de Rwandese bezetting was hij echter niet bij machte om iets te doen. Gelukkig heeft het Rode Kruis (met behulp van Belgische middelen) de turbine laten herstellen. Omdat de waterkrachtcentrale uit de koloniale periode stamt, was de herstelling in handen van Belgen. Voor sommigen was dat voldoende om in het parlement op te merken dat men alweer een landgenoot rijker maakt op de kap van de Congolezen. Zoiets vind ik erg."

Uw project steunt op ontwikkelingssamenwerking. Onvermijdelijk wordt het Westers beschavingsideaal aan anderen opgedrongen. Hoe denkt u daarover?

"Veel problemen in Congo zijn het resultaat van wat de blanken hen hebben opgedrongen. Neem nu de grootsteden. Vroeger leefde de bevolking meer gespreid. In Kisangani wonen nu 700.000 mensen bij elkaar. Dat is op zich on-Afrikaans. Daarvoor is infrastructuur nodig; voor de aanvoer van producten is men verplicht wegen aan te leggen. Het klopt dat ons landbouwsysteem westers is, maar door de bevolkingsexplosie is het een noodzaak in de hele wereld. Een massa mensen voedsel verschaffen op de traditionele manier is eenvoudig niet meer haalbaar. Nomadische volkeren hebben zich dat nooit aangetrokken. Dat is in wezen arrogant. Ze plunderen om in hun levensonderhoud te voorzien en kijken daarbij neer op de landbouwers."

"Ik ben zelf de zoon van een koloniaal, maar heb het de kolonialen altijd kwalijk genomen dat ze er niet voor gezorgd hebben dat de inlandse bevolking in haar eigen voedsel kan voorzien. Wij hebben de morele plicht iets te doen. Daarom stel ik me de vraag; hoe kan je zo’n land zelfbedruipend maken? In onze vzw kweken we beesten en vissen, telen we rijst, groenten en fruit. Dat is al heel wat. Onze westerse landbouw is trouwens ook niet zelfbedruipend (Gevaerts verwijst naar de Europese landbouwsubsidies, jdm). Als iedereen in zijn eigen voedsel voorziet, is er geen probleem. Maar dat is natuurlijk een ideaal."

Auteur Frank Westerman beschrijft uit eigen ervaring hoe in bepaalde gevallen de westerse technieken efficiënt zijn voor de bodem, maar nefast voor de sociale structuren. Herkent u dit?

"Wij dringen de Congolezen niets op. Op de faculteit zijn we, zoals de monniken in de Middeleeuwen, begonnen met eigen productie. Toen kwamen de mensen een kijkje nemen. Ik merk wel dat er problemen zijn met het in de praktijk omzetten van onze projecten, bijvoorbeeld wat de waterhuishouding betreft. Ze willen rijst telen dus nemen ze een vallei in, de ene tapt dan water af van de andere, enzovoorts. Het is belangrijk de palavercultuur te respecteren als je ginder iets voor elkaar wil krijgen; je moet rekening houden met de zwarte ziel. De Congolezen apen niet meer alles na."

"Wat die sociale structuren betreft, zie ik wel een en ander fout lopen. Op de linkeroever in Kisangani reed vroeger een trein, een restant uit de koloniale periode. Er was een vaste groep arbeiders die zich met deze spoorlijn bezighield. De echtgenotes hadden zich in een groep verenigd; in Congo leven vrouwen dikwijls in groeperingen. De professoren aan onze universiteit hielpen hen. Op een bepaald moment hebben enkele ngo’s de leidsters van deze groep een gsm-toestel gegeven. Daarbij kregen ze een premie van 5 dollar wanneer ze een vergadering bijwoonden. Uiteraard waren het de dames met de luidste stem die deze steun binnenhaalden. Al snel ontstond er jaloezie onder de vrouwen, met als gevolg dat de vrouwengroepering in Kisangani zo goed als ophield met bestaan.

Dat is een goed voorbeeld van het neokoloniaal systeem van ngo’s die het goed menen, maar die te weining voeling hebben met de lokale maatschappij. Voor alle duidelijkheid: ik steun hen, maar ik sta niet altijd achter de methodes die ze hanteren."

"Een ander voorbeeld. In de omgeving van Kisangani werden systematisch waterputten gebouwd, telkens voorzien van een pomp. Er prijkte steeds een bordje bij van de organisatie die het project gefinancierd had. Na drie jaar waren alle pompen kapot. Niemand kan ze repareren. Waarom laten deze schenkers geen vertegenwoordiger achter die zich bezighoudt met de nazorg? Volgens mij nemen ze te veel hooi op hun vork."

Met de vzw Kisangani bent u altijd op zoek naar financiële middelen om de continuïteit van de duurzame landbouwprojecten te verzekeren. Hoe lukt dat?

"De vereniging is te klein om als ngo erkend te worden, waardoor we niet kunnen rekenen op overheidssteun. Van de provincies Limburg en West-Vlaanderen krijgen we wel geld. Ook de Rotary-clubs sponsoren ons. Daarnaast telt de vzw nog zo’n 300 individuele schenkers. In totaal kunnen we elke maand 6.000 à 7.000 euro richting Kisangani sturen. Dankzij mijn tussenkomst als decaan indertijd, heeft de Kisangaanse universiteit nu goede contacten met vier Vlaamse universiteiten; Gent, Antwerpen, Leuven en Brussel. Zij sturen Belgische studenten naar Kisangani, en ontvangen hier Congolese studenten."

"Bij sommige mensen heerst een zekere vermoeidheid rond ontwikkelingshulp aan Congo. Ze vinden dat België al zo veel geld heeft gegeven. Dat is misschien waar, maar het geld ging vooral naar foute machthebbers als Mobutu, en niet naar de bevolking."

Waarom verwachten u en andere wetenschappers aan de universiteit in Kisangani zo veel heil van een koninklijk bezoek aan Congo?

"De Congolezen zijn te lang door hun eigen mensen beetgenomen. Het bezoek van onze koning zou hen opnieuw moed geven. Ze hebben zich immers lang in de steek gelaten gevoeld. Bovendien is de Congolese bevolking nog steeds erg Belgisch gezind. De koning zou er worden toegejuicht."

"Ik meen dat de hetze rond het koninklijke bezoek in de aanloop naar de federale verkiezingen vooral de Belgische politiek dient. Europa moet landen uit het Zuiden ontwikkelen om het migratieprobleem op te lossen. Vluchtelingen komen zelden naar hier met hun goesting. Daarom moeten we structurele hulp ter plaatse bieden. Dat geldt niet alleen voor Congo, maar voor heel Afrika."

© CongoForum – Jelle De Mey, 19.02.07

Voor meer informatie over de vzw Kisangani:

www.kisangani.be

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.