06.08.07 CDI-Bwamanda houdt ideeën pater Van Baelen levend (CongoForum)

HEVERLEE – In België werkt CDI-Bwamanda eerder in de schaduw van de grote ngo’s, maar in Congo is de organisatie een begrip. Geschoeid op een economische leest probeert CDI door middel van eerlijke handel de levensstandaard van de Congolezen te verbeteren. "Het is een continu proces waardoor we niet kunnen stoppen", klinkt het vastberaden.

Op 7 juli 2007 overleed de 74-jarige pater Leonard Van Baelen. Het weekblad Time riep deze "reus in Congo" in 2003 uit tot Europese held. Ook Knack verkoos hem in die periode tot ‘Man van het Jaar’. Zijn verdienste? Van Baelen was de oprichter van CDI-Bwamanda, een organisatie die aan Congolese boeren een eerlijke prijs betaalt voor hun producten.

"Hij was de grote bezieler van het project", vertelt de voorzitter van CDI-Bwamanda in België, Jacqueline Vanheers. "Samen met de arts Jan Van Mullem lag hij aan de basis van CDI. Hij heeft het project opgesteld en meegewerkt aan de uitvoering ervan, van bij de oprichting tot nu. Hij was het brein achter onze verwezenlijkingen."

Leonard van Baelen was pater bij de kapucijnen en professor in de moraaltheologie. "In zijn doctoraalsthesis, die handelde over de problemen in ontwikkelingslanden, besloot Van Baelen dat armoede verholpen kan worden. Maar daarvoor moeten alle aspecten van het dagelijkse leven gelijktijdig aangepakt worden, en om dit te kunnen verwezenlijken is een economische basis nodig."

"Tijdens zijn verblijf in Noord-Congo, waar enkele missies gevestigd waren, zag de pater in welke omstandigheden de Congolezen leefden. Dat liet een diepe indruk na. Binnen de missiepost van Bwamanda heeft de pater toen samen met enkele medebroeders en met de hulp van leken het Centre de Développement Intégral (CDI) opgericht. Het was de bedoeling om de regio Noord-Equateur naar een hoger niveau te tillen."

Esprit CDI

Het project is altijd trouw gebleven aan de principes van Van Baelen. "Wij kiezen nog altijd voor integrale ontwikkelingssamenwerking in een bepaalde regio, oorspronkelijk enkel in Bwamanda. Daar willen wij iets doen voor mensen uit alle lagen van de bevolking en dit op medisch, sociaal, economisch en landbouwkundig vlak. Het is de bedoeling dat Congolese boeren een hoger inkomen verwerven waardoor de bevolking kan deelnemen aan het onderwijs en de gezondheidszorg. Wat overblijft, wordt opnieuw geïnvesteerd." Dit systeem voorziet de bevolking in haar basisbehoeften, waardoor er ruimte vrij komt voor innovatie.

CDI doet niet aan liefdadigheid, maar vraagt steeds een minimumbijdrage. "Bij een gewone medische hulpactie stuur je medicijnen en materiaal, maar wat daarna? Wij hebben vaste tarieven voor consultaties. Iedereen kan die betalen, want het mag in natura. Je moet de mensen een goede prijs voor hun producten geven, zodat het economische systeem zelfbedruipend kan zijn."

Dat is moeilijker dan een gewoon project opstellen. "We krijgen vaak te horen: wanneer stoppen jullie ermee? Maar wij kunnen niet stoppen, want het is een continu proces. Daarin schuilt de moeilijkheid, maar meteen ook de sterkte van ons programma. We blijven ondersteunende activiteiten op touw zetten. Daar werkt iedereen hard aan, met een geestdrift die we de ‘esprit CDI’ noemen. De uitdaging voor de volgende jaren is om die geest ook na de dood van pater Van Baelen levend te houden."

"Ook de kritiek dat we neokoloniaal te werk gaan, houdt geen steek. In Congo zijn het zwarte kaderleden die het moeten doen. We hebben enkel nog enkele blanken op bepaalde posities waarvoor bij de lokale bevolking de expertise ontbreekt. Coöperanten sturen is een weinig duurzame oplossing."

CDI-Bwamanda bestaat eigenlijk uit twee afzonderlijke vzw’s, een in Congo en een in België, met elk een eigen raad van bestuur. "Vanuit België ondersteunen wij onze Congolese partner door het werven van fondsen, het sturen van personeel en materiaal, door de mensen hier attent te maken op de problematiek, enzovoorts. CDI-Congo brengt dan de integrale ontwikkeling in de praktijk."

De leidraad voor CDI-Bwamanda is altijd dezelfde gebleven. "Natuurlijk hebben onze methodes in de loop van 35 jaar wel veranderingen ondergaan, want de omstandigheden zijn fors gewijzigd. De politiek, de globalisering, wereldhandel en mondigheid van de mensen hebben allemaal invloed op onze activiteiten. Maar de strategie en visie veranderen niet."

De kracht van CDI gaat uit van de soepelheid om zich aan te passen aan de context. "Bij een langdurige overeenkomst als de onze, speel je in op de situatie van het moment. Bijvoorbeeld tijdens de oorlog (1998-2003) stonden onze activiteiten op een laag pitje, maar de structuur werd zoveel mogelijk behouden. Zo moesten we na de oorlog niet van nul herbeginnen."

Van Mobutu tot Kabila

De politieke situatie heeft een grote invloed gehad op de werking van CDI. "Mobutu was afkomstig uit het noorden van de Evenaarsprovincie, waar ook Bwamanda ligt. Daardoor heeft hij ons nooit fors gehinderd. Maar echt voordeel hebben we nooit uit de situatie gehaald. We hadden onze eigen werking, met onze eigen middelen. Mobutu keek wel over onze schouder mee, maar heeft zich nooit gemengd."

"Wij hebben ons altijd neutraal opgesteld, om onze activiteiten niet in gevaar te brengen. We doen niet aan politiek, dat is een bewuste keuze. Onze activiteiten liggen op het terrein van economische en sociale ontwikkeling voor de bevolking en de regio. Wij houden ons ‘low profile’, wat niet wil zeggen dat we steeds akkoord zijn met de gang van zaken."

Vader Kabila heeft bij wijze van vergelding de regio zware klappen toegebracht. Daarna kwam Bemba, die met zijn troepen tegen Kabila streed. "Onder zijn regering beleefde de regio een relatief rustige periode en konden we het werk hervatten. Ook Bemba was uit de streek afkomstig."

"In die periode werden we wel van Kinshasa gescheiden. Onze productie gebeurt in het noorden, de consumptie in de hoofdstad. Al snel zaten we met stapels overschotten. De bevolking in het noorden leefde geïsoleerd gedurende enkele jaren en moest zich behelpen met wat er in de onmiddellijke omgeving geproduceerd en verhandeld werd. In Kinshasa draaide alles op een laag pitje. Dat leverde economische problemen op, waardoor we diep in de reserves moesten tasten. Koffie moest bijvoorbeeld via de Centraal-Afrikaanse Republiek en Kameroen uitgevoerd worden, wat extra kosten en risico met zich meebracht."

Na de oorlog werd het land opnieuw een geheel. Toch bleven er de problemen met de bevoorrading van Kinshasa. Rebellen en bandieten actief op de Congostroom hieven allerhande taksen en persten het personeel op onze boten af.

"En dan kwamen de verkiezingen. Iedereen verwacht beterschap, maar daar valt nog niet veel van te merken. In de regio is er misschien iets meer zekerheid, en de administratie is wat correcter. De legermacht is beter gecentraliseerd en er werden politiemannen benoemd. Dat zorgt voor een klein beetje orde."

"Politici doen veel beloften en hebben grootse plannen. Zo zou het gebied opgesplitst worden in kleinere entiteiten en komen er nieuwe gouverneurs. Iedereen wacht daarop. Hoe het er precies aan toe gaat op dit moment, weet ik niet. De verkiezingen zijn al een tijd voorbij. Af en toe passeert er eens een minister die beloftes doet, maar in hoeverre komt daar iets van terecht?"

Winst uit koffie en maïs

Landbouw is erg belangrijk voor CDI. "Het is de bedoeling dat boeren hun land bewerken en zo een hoger inkomen verwerven. Hiervoor stellen wij zaaigoed en materiaal ter beschikking, en zorgen we voor technische ondersteuning bij het planten, oogsten en bestrijden van insecten. De overschot kan aan een redelijke prijs verkocht worden. Het gaat hier in de eerste plaats om voedingsproducten als maïs, soja en arachide. Maïs, en in mindere mate soja, zijn belangrijk voor de voedselvoorziening van Kinshasa. Met de financiële steun van de EU konden verschillende voedselhulpprogramma’s uitgevoerd worden, maar het is moeilijk om te wedijveren met Amerika en Zuid-Afrika."

Daar was veel lobbywerk voor nodig. "Begin jaren negentig bereikte de relatie tussen België en Congo een dieptepunt. In het noorden van de Evenaarsprovincie zaten wij met een enorm maïsoverschot, terwijl de mensen in Kinshasa honger leden. Europa heeft toen beslist een voedselhulpprogramma op te zetten. Meestal gebeurt dit met een openbare aanbesteding. In dat geval zou de maïs van elders komen. Maar we hebben de Europese Unie kunnen overtuigen om voor onze maïs te kiezen, die is niet alleen goedkoper maar ook sneller ter plaatse. Nu wordt nog maar weinig maïs uit Amerika ingevoerd."

Koffie is voor CDI-Bwamanda nog belangrijker voor de financiering van de werking. "In het noorden van Congo hebben Portugese handelaars in de koloniale periode de robusta-koffieplanten geïntroduceerd. De teelt werd voortgezet door lokale boeren. We hebben in de jaren zeventig op vraag van de boeren getracht de kwaliteit van deze planten te verbeteren."

Midden jaren tachtig lag een medewerker van CDI aan de basis van de oprichting van Max Havelaar in Nederland (en later ook in België), een organisatie die ijvert voor eerlijke handel. "Zo werden we een belangrijke partner van Max Havelaar. Via dat circuit kunnen we onze koffiebonen uitvoeren. Met de opbrengst kopen we machines en vrachtwagens om de verwerking en het transport van de bonen te verbeteren. Een deel van het geld keert terug naar de brousse in de vorm van gezondheidscentra, watervoorziening en wegenonderhoud."

Congolese ziekteverzekering

CDI beheert maar liefst 8 ziekenhuizen en 120 gezondheidscentra of dispensaria. Die zijn uitgerust met dokters, verplegers, materiaal en medicijnen. Daar is veel geld voor nodig. "Vanuit België zorgen we door middel van financieringsprojecten voor de bevoorrading van materiaal en medicijnen, en voor de uitbetaling van premies. Om dit te helpen betalen hebben we in Bwamanda een ziekteverzekering of mutuelle uitgebouwd. Die telt nu circa 110.000 leden op 250.000 inwoners, meer dan een verdubbeling in vergelijking met 20 jaar geleden. Wie jaarlijks zijn bijdrage betaalt en een lidkaart heeft, betaalt slechts een vijfde van de ziekenhuiskosten."

De integrale aanpak van CDI heeft ook aandacht voor het onderwijs. "Oorspronkelijk hadden vrouwen enkel de zogenaamde ‘foyers sociaux", waar ze leerden naaien en waar ze les kregen over hygiëne en voeding. Dat soort volksopleiding bestaat nog beperkte mate, maar de geletterdheid is toegenomen waardoor tot veertig procent van de meisjes al naar school gaat. Toen we in Bwamanda begonnen, bestond er alleen lager onderwijs en beperkt middelbaar onderwijs. CDI is begonnen met kleuteronderwijs en heeft verschillende richtingen aan het middelbaar onderwijs toegevoegd."

Bekwaam personeel is belangrijk voor de diverse diensten van de ngo. "We runnen bijvoorbeeld een gerenommeerde verpleegsterschool, die bekwaam personeel aflevert voor de medische instellingen uit de omgeving. Daarnaast vallen ook enkele landbouwkundige en technische scholen onder de hoede van CDI, en aan de algemene secundaire scholen geven we premies en didactisch materiaal. We hopen in de komende vijf jaar meer te kunnen doen op dit vlak, want leerkrachten en directeurs werden de afgelopen tien jaar aan hun lot overgelaten."

Belang van infrastructuur

CDI-Bwamanda heeft ook ondersteunende diensten ontwikkeld. Op sociaal vlak is er, ter ondersteuning van de medische activiteiten, onder andere een dienst "watervoorziening": het boren van waterputten en het plaatsen van pompen. De wisselstukken van oude pompen zijn echter nogal duur, daarom loopt er een project om pompen van een eenvoudiger type te plaatsen: die zijn minder solide, maar wel goedkoper en gemakkelijker in onderhoud."

De SDR of Service de Développement Rural is een algemene ondersteunende dienst. "De bedoeling is om door middel van begeleiding de bevolking aan te zetten om betere kwaliteit en een grotere kwantiteit te produceren, om naar school te gaan, om de vrouwen te betrekken, enzovoorts. De dienst bestaat al lang, en heeft veel ervaring opgebouwd. Het komt er nu op aan hem nieuw leven in te blazen."

CDI heeft ook veel aandacht voor de aanleg en het onderhoud van wegen. "Dat is belangrijk voor bevoorrading, communicatie en administratie. In onze regio zijn de wegen altijd goed berijdbaar gebleven, maar daar zijn fondsen voor nodig. In de toekomst zouden de Congolese staat of internationale organisaties die taak opnieuw op zich moeten nemen."

Het transport over de Congostroom is geen lachertje. "Het regenseizoen in Bwamanda is omgekeerd aan dat van Kinshasa, omdat de Evenaar dwars door Congo loopt. Bijgevolg zijn de bijrivieren van de Congostroom het hele jaar door onbevaarbaar. Er is berekening nodig om te weten wanneer we producten kunnen afvoeren en invoeren, want maar liefst zes maanden per jaar is dat onmogelijk."

"De eerste twintig jaar in ons bestaan werkten we met grote opslagruimtes in Kinshasa. Dat systeem slorpte veel van ons werkingsgeld op. De oplossing voor dit probleem is om projecten op te starten ten zuiden van de Evenaar, bijvoorbeeld in de Bandundu-regio. Zo kunnen we de periode van 6 maanden overbruggen. Daardoor zitten we hooguit met een stock van drie maanden, wat economischer is."

"In de lijn van onze visie hebben we in Bandundu een integraal project opgestart. Het is de bedoeling daar ongeveer hetzelfde te doen als in Bwamanda, maar aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. We willen ook ginder participeren aan het onderwijs en de gezondheidszorg, en ons niet focussen op een facet, bijvoorbeeld het opkopen van maïs."

Vlaams geld voor Congolese koffie

Enkele maanden geleden trok Yves Leterme als Vlaamse minister-president eigenhandig een kwart miljoen euro uit voor de ontwikkeling van Congo. Aan de ngo CDI-Bwamanda werd 26.000 euro beloofd. "Dat geld zal dienen voor een project om de kwaliteit van de koffie op lokaal niveau te verbeteren."

"De koffiesoort robusta heeft sowieso al een wat lagere kwaliteit dan de arabica. Bij de klassieke verwerking of ‘droge methode’ plukken de telers de bonen, die ze vervolgens in de zon laten drogen en zo aan de opkopers verkopen. Een alternatief is de ‘natte methode’, waarbij de bonen goed rijp geplukt worden, waarna ze in water worden gelegd. Vervolgens wordt het pulp verwijderd en worden de boontjes eruit gevist. Tot slot worden de bonen gedroogd en gepeld. Dat levert een veel hogere kwaliteit op. Maar gewone boeren hebben hier de kennis en technologie niet voor."

Feit is dat koffiebranders, na arabicabonen, de gewassen robustabonen verkiezen. Op wereldschaal vindt de klassiek gedroogde robusta nog maar moeilijk afzet. "De machines voor het natte procédé zijn in Bwamanda aanwezig, maar we moeten uitbreiden. We moeten kleinere installaties voorzien op lokaal niveau, zodat ook de boeren in afgelegen centra de mogelijkheid hebben om betere koffie te maken. Het is belangrijk dat onze koffie binnen het Max Havelaar-circuit kan blijven."

Steeds meer koffieboeren, vooral in het oosten van Congo, schakelen over op andere gewassen wegens een plantenziekte (tracheomycose). Die ziekte heeft al het noorden van Congo bereikt, maar dat is een regio waar minder koffie verbouwd wordt. "Bij ons in Bwamanda is het nog geen groot probleem, maar we moeten alert blijven. Om het probleem in te dijken is sensibilisering en begeleiding nodig. Boeren moeten hun koffiestruik onmiddellijk verbranden wanneer ze tracheomycose ontdekken. Daarnaast kunnen we nieuwe plantages aanleggen met resistente variëteiten. Onze landbouwexperts doen hier onderzoek naar. Koffie is nu eenmaal een belangrijk product voor de economische ontwikkeling van de regio."

De toekomst

CDI-Bwamanda heeft verschillende projecten lopen waarvoor het gedeeltelijk of volledig op de steun kan rekenen van de Belgische overheid – via het Directoraat-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) en het Belgisch Overlevingsfonds (BOF) – en de Europese Unie. Dit jaar lopen lopen de meeste van deze programma’s af.

"We zijn dan ook druk bezig met het indienen van voorstellen en het opstellen van nieuwe meerjarenplannen. Voor voedselhulp bijvoorbeeld, hebben we een programma lopen dat volledig werd betaald door de Europese Unie. Het betreft een systeem voor de lokale aankoop van maïs. Sinds wij begin jaren negentig op dit vlak actief werden in Kinshasa, schatten we het aantal hulpbehoevende mensen daar rond de 250.000 mensen – met een piek van bijna 1 miljoen aan het begin van de oorlog. Onze bedoeling is om, zodra de koopkracht van de Kinois weer stijgt en de bevoorrading weer genormaliseerd is, opnieuw een deel van de productie via het normale commerciële circuit te verkopen."

"Wij hebben installaties om diverse soorten verwerkte maïs af te leveren. Deze machines hebben een enorm commercieel potentieel, maar op dit ogenblik wordt slechts een klein percentage van de capaciteit gebruikt. Brouwerijen durven voor de productie van hun bier niet overschakelen van rijst naar maïs, omdat de bevoorrading en de constante kwaliteit niet gegarandeerd is. We willen verder prospecteren om te kijken wat er mogelijk is."

Tot slot is ook biodiesel iets voor de toekomst. "We doen onderzoek naar de lokale productie van brandstof, vooral uit palmolie. Al was het maar om brandstof te besparen voor onze eigen vrachtwagens, boten en stroomgroepen. Het is een piste die we graag willen bewandelen, maar helaas hebben we op dit ogenblik niet het nodige personeel dat zich hieraan kan wijden."

(c) CongoForum – Jelle De Mey, 30.07.07

Meer info:

 

 

www.cdibwamanda.be

Links:

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.

06.08.07 CDI-Bwamanda houdt ideeën pater Van Baelen levend (CongoForum)

HEVERLEE – In België werkt CDI-Bwamanda eerder in de schaduw van de grote ngo’s, maar in Congo is de organisatie een begrip. Geschoeid op een economische leest probeert CDI door middel van eerlijke handel de levensstandaard van de Congolezen te verbeteren. "Het is een continu proces waardoor we niet kunnen stoppen", klinkt het vastberaden.

Op 7 juli 2007 overleed de 74-jarige pater Leonard Van Baelen. Het weekblad Time riep deze "reus in Congo" in 2003 uit tot Europese held. Ook Knack verkoos hem in die periode tot ‘Man van het Jaar’. Zijn verdienste? Van Baelen was de oprichter van CDI-Bwamanda, een organisatie die aan Congolese boeren een eerlijke prijs betaalt voor hun producten.

"Hij was de grote bezieler van het project", vertelt de voorzitter van CDI-Bwamanda in België, Jacqueline Vanheers. "Samen met de arts Jan Van Mullem lag hij aan de basis van CDI. Hij heeft het project opgesteld en meegewerkt aan de uitvoering ervan, van bij de oprichting tot nu. Hij was het brein achter onze verwezenlijkingen."

Leonard van Baelen was pater bij de kapucijnen en professor in de moraaltheologie. "In zijn doctoraalsthesis, die handelde over de problemen in ontwikkelingslanden, besloot Van Baelen dat armoede verholpen kan worden. Maar daarvoor moeten alle aspecten van het dagelijkse leven gelijktijdig aangepakt worden, en om dit te kunnen verwezenlijken is een economische basis nodig."

"Tijdens zijn verblijf in Noord-Congo, waar enkele missies gevestigd waren, zag de pater in welke omstandigheden de Congolezen leefden. Dat liet een diepe indruk na. Binnen de missiepost van Bwamanda heeft de pater toen samen met enkele medebroeders en met de hulp van leken het Centre de Développement Intégral (CDI) opgericht. Het was de bedoeling om de regio Noord-Equateur naar een hoger niveau te tillen."

Esprit CDI

Het project is altijd trouw gebleven aan de principes van Van Baelen. "Wij kiezen nog altijd voor integrale ontwikkelingssamenwerking in een bepaalde regio, oorspronkelijk enkel in Bwamanda. Daar willen wij iets doen voor mensen uit alle lagen van de bevolking en dit op medisch, sociaal, economisch en landbouwkundig vlak. Het is de bedoeling dat Congolese boeren een hoger inkomen verwerven waardoor de bevolking kan deelnemen aan het onderwijs en de gezondheidszorg. Wat overblijft, wordt opnieuw geïnvesteerd." Dit systeem voorziet de bevolking in haar basisbehoeften, waardoor er ruimte vrij komt voor innovatie.

CDI doet niet aan liefdadigheid, maar vraagt steeds een minimumbijdrage. "Bij een gewone medische hulpactie stuur je medicijnen en materiaal, maar wat daarna? Wij hebben vaste tarieven voor consultaties. Iedereen kan die betalen, want het mag in natura. Je moet de mensen een goede prijs voor hun producten geven, zodat het economische systeem zelfbedruipend kan zijn."

Dat is moeilijker dan een gewoon project opstellen. "We krijgen vaak te horen: wanneer stoppen jullie ermee? Maar wij kunnen niet stoppen, want het is een continu proces. Daarin schuilt de moeilijkheid, maar meteen ook de sterkte van ons programma. We blijven ondersteunende activiteiten op touw zetten. Daar werkt iedereen hard aan, met een geestdrift die we de ‘esprit CDI’ noemen. De uitdaging voor de volgende jaren is om die geest ook na de dood van pater Van Baelen levend te houden."

"Ook de kritiek dat we neokoloniaal te werk gaan, houdt geen steek. In Congo zijn het zwarte kaderleden die het moeten doen. We hebben enkel nog enkele blanken op bepaalde posities waarvoor bij de lokale bevolking de expertise ontbreekt. Coöperanten sturen is een weinig duurzame oplossing."

CDI-Bwamanda bestaat eigenlijk uit twee afzonderlijke vzw’s, een in Congo en een in België, met elk een eigen raad van bestuur. "Vanuit België ondersteunen wij onze Congolese partner door het werven van fondsen, het sturen van personeel en materiaal, door de mensen hier attent te maken op de problematiek, enzovoorts. CDI-Congo brengt dan de integrale ontwikkeling in de praktijk."

De leidraad voor CDI-Bwamanda is altijd dezelfde gebleven. "Natuurlijk hebben onze methodes in de loop van 35 jaar wel veranderingen ondergaan, want de omstandigheden zijn fors gewijzigd. De politiek, de globalisering, wereldhandel en mondigheid van de mensen hebben allemaal invloed op onze activiteiten. Maar de strategie en visie veranderen niet."

De kracht van CDI gaat uit van de soepelheid om zich aan te passen aan de context. "Bij een langdurige overeenkomst als de onze, speel je in op de situatie van het moment. Bijvoorbeeld tijdens de oorlog (1998-2003) stonden onze activiteiten op een laag pitje, maar de structuur werd zoveel mogelijk behouden. Zo moesten we na de oorlog niet van nul herbeginnen."

Van Mobutu tot Kabila

De politieke situatie heeft een grote invloed gehad op de werking van CDI. "Mobutu was afkomstig uit het noorden van de Evenaarsprovincie, waar ook Bwamanda ligt. Daardoor heeft hij ons nooit fors gehinderd. Maar echt voordeel hebben we nooit uit de situatie gehaald. We hadden onze eigen werking, met onze eigen middelen. Mobutu keek wel over onze schouder mee, maar heeft zich nooit gemengd."

"Wij hebben ons altijd neutraal opgesteld, om onze activiteiten niet in gevaar te brengen. We doen niet aan politiek, dat is een bewuste keuze. Onze activiteiten liggen op het terrein van economische en sociale ontwikkeling voor de bevolking en de regio. Wij houden ons ‘low profile’, wat niet wil zeggen dat we steeds akkoord zijn met de gang van zaken."

Vader Kabila heeft bij wijze van vergelding de regio zware klappen toegebracht. Daarna kwam Bemba, die met zijn troepen tegen Kabila streed. "Onder zijn regering beleefde de regio een relatief rustige periode en konden we het werk hervatten. Ook Bemba was uit de streek afkomstig."

"In die periode werden we wel van Kinshasa gescheiden. Onze productie gebeurt in het noorden, de consumptie in de hoofdstad. Al snel zaten we met stapels overschotten. De bevolking in het noorden leefde geïsoleerd gedurende enkele jaren en moest zich behelpen met wat er in de onmiddellijke omgeving geproduceerd en verhandeld werd. In Kinshasa draaide alles op een laag pitje. Dat leverde economische problemen op, waardoor we diep in de reserves moesten tasten. Koffie moest bijvoorbeeld via de Centraal-Afrikaanse Republiek en Kameroen uitgevoerd worden, wat extra kosten en risico met zich meebracht."

Na de oorlog werd het land opnieuw een geheel. Toch bleven er de problemen met de bevoorrading van Kinshasa. Rebellen en bandieten actief op de Congostroom hieven allerhande taksen en persten het personeel op onze boten af.

"En dan kwamen de verkiezingen. Iedereen verwacht beterschap, maar daar valt nog niet veel van te merken. In de regio is er misschien iets meer zekerheid, en de administratie is wat correcter. De legermacht is beter gecentraliseerd en er werden politiemannen benoemd. Dat zorgt voor een klein beetje orde."

"Politici doen veel beloften en hebben grootse plannen. Zo zou het gebied opgesplitst worden in kleinere entiteiten en komen er nieuwe gouverneurs. Iedereen wacht daarop. Hoe het er precies aan toe gaat op dit moment, weet ik niet. De verkiezingen zijn al een tijd voorbij. Af en toe passeert er eens een minister die beloftes doet, maar in hoeverre komt daar iets van terecht?"

Winst uit koffie en maïs

Landbouw is erg belangrijk voor CDI. "Het is de bedoeling dat boeren hun land bewerken en zo een hoger inkomen verwerven. Hiervoor stellen wij zaaigoed en materiaal ter beschikking, en zorgen we voor technische ondersteuning bij het planten, oogsten en bestrijden van insecten. De overschot kan aan een redelijke prijs verkocht worden. Het gaat hier in de eerste plaats om voedingsproducten als maïs, soja en arachide. Maïs, en in mindere mate soja, zijn belangrijk voor de voedselvoorziening van Kinshasa. Met de financiële steun van de EU konden verschillende voedselhulpprogramma’s uitgevoerd worden, maar het is moeilijk om te wedijveren met Amerika en Zuid-Afrika."

Daar was veel lobbywerk voor nodig. "Begin jaren negentig bereikte de relatie tussen België en Congo een dieptepunt. In het noorden van de Evenaarsprovincie zaten wij met een enorm maïsoverschot, terwijl de mensen in Kinshasa honger leden. Europa heeft toen beslist een voedselhulpprogramma op te zetten. Meestal gebeurt dit met een openbare aanbesteding. In dat geval zou de maïs van elders komen. Maar we hebben de Europese Unie kunnen overtuigen om voor onze maïs te kiezen, die is niet alleen goedkoper maar ook sneller ter plaatse. Nu wordt nog maar weinig maïs uit Amerika ingevoerd."

Koffie is voor CDI-Bwamanda nog belangrijker voor de financiering van de werking. "In het noorden van Congo hebben Portugese handelaars in de koloniale periode de robusta-koffieplanten geïntroduceerd. De teelt werd voortgezet door lokale boeren. We hebben in de jaren zeventig op vraag van de boeren getracht de kwaliteit van deze planten te verbeteren."

Midden jaren tachtig lag een medewerker van CDI aan de basis van de oprichting van Max Havelaar in Nederland (en later ook in België), een organisatie die ijvert voor eerlijke handel. "Zo werden we een belangrijke partner van Max Havelaar. Via dat circuit kunnen we onze koffiebonen uitvoeren. Met de opbrengst kopen we machines en vrachtwagens om de verwerking en het transport van de bonen te verbeteren. Een deel van het geld keert terug naar de brousse in de vorm van gezondheidscentra, watervoorziening en wegenonderhoud."

Congolese ziekteverzekering

CDI beheert maar liefst 8 ziekenhuizen en 120 gezondheidscentra of dispensaria. Die zijn uitgerust met dokters, verplegers, materiaal en medicijnen. Daar is veel geld voor nodig. "Vanuit België zorgen we door middel van financieringsprojecten voor de bevoorrading van materiaal en medicijnen, en voor de uitbetaling van premies. Om dit te helpen betalen hebben we in Bwamanda een ziekteverzekering of mutuelle uitgebouwd. Die telt nu circa 110.000 leden op 250.000 inwoners, meer dan een verdubbeling in vergelijking met 20 jaar geleden. Wie jaarlijks zijn bijdrage betaalt en een lidkaart heeft, betaalt slechts een vijfde van de ziekenhuiskosten."

De integrale aanpak van CDI heeft ook aandacht voor het onderwijs. "Oorspronkelijk hadden vrouwen enkel de zogenaamde ‘foyers sociaux", waar ze leerden naaien en waar ze les kregen over hygiëne en voeding. Dat soort volksopleiding bestaat nog beperkte mate, maar de geletterdheid is toegenomen waardoor tot veertig procent van de meisjes al naar school gaat. Toen we in Bwamanda begonnen, bestond er alleen lager onderwijs en beperkt middelbaar onderwijs. CDI is begonnen met kleuteronderwijs en heeft verschillende richtingen aan het middelbaar onderwijs toegevoegd."

Bekwaam personeel is belangrijk voor de diverse diensten van de ngo. "We runnen bijvoorbeeld een gerenommeerde verpleegsterschool, die bekwaam personeel aflevert voor de medische instellingen uit de omgeving. Daarnaast vallen ook enkele landbouwkundige en technische scholen onder de hoede van CDI, en aan de algemene secundaire scholen geven we premies en didactisch materiaal. We hopen in de komende vijf jaar meer te kunnen doen op dit vlak, want leerkrachten en directeurs werden de afgelopen tien jaar aan hun lot overgelaten."

Belang van infrastructuur

CDI-Bwamanda heeft ook ondersteunende diensten ontwikkeld. Op sociaal vlak is er, ter ondersteuning van de medische activiteiten, onder andere een dienst "watervoorziening": het boren van waterputten en het plaatsen van pompen. De wisselstukken van oude pompen zijn echter nogal duur, daarom loopt er een project om pompen van een eenvoudiger type te plaatsen: die zijn minder solide, maar wel goedkoper en gemakkelijker in onderhoud."

De SDR of Service de Développement Rural is een algemene ondersteunende dienst. "De bedoeling is om door middel van begeleiding de bevolking aan te zetten om betere kwaliteit en een grotere kwantiteit te produceren, om naar school te gaan, om de vrouwen te betrekken, enzovoorts. De dienst bestaat al lang, en heeft veel ervaring opgebouwd. Het komt er nu op aan hem nieuw leven in te blazen."

CDI heeft ook veel aandacht voor de aanleg en het onderhoud van wegen. "Dat is belangrijk voor bevoorrading, communicatie en administratie. In onze regio zijn de wegen altijd goed berijdbaar gebleven, maar daar zijn fondsen voor nodig. In de toekomst zouden de Congolese staat of internationale organisaties die taak opnieuw op zich moeten nemen."

Het transport over de Congostroom is geen lachertje. "Het regenseizoen in Bwamanda is omgekeerd aan dat van Kinshasa, omdat de Evenaar dwars door Congo loopt. Bijgevolg zijn de bijrivieren van de Congostroom het hele jaar door onbevaarbaar. Er is berekening nodig om te weten wanneer we producten kunnen afvoeren en invoeren, want maar liefst zes maanden per jaar is dat onmogelijk."

"De eerste twintig jaar in ons bestaan werkten we met grote opslagruimtes in Kinshasa. Dat systeem slorpte veel van ons werkingsgeld op. De oplossing voor dit probleem is om projecten op te starten ten zuiden van de Evenaar, bijvoorbeeld in de Bandundu-regio. Zo kunnen we de periode van 6 maanden overbruggen. Daardoor zitten we hooguit met een stock van drie maanden, wat economischer is."

"In de lijn van onze visie hebben we in Bandundu een integraal project opgestart. Het is de bedoeling daar ongeveer hetzelfde te doen als in Bwamanda, maar aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. We willen ook ginder participeren aan het onderwijs en de gezondheidszorg, en ons niet focussen op een facet, bijvoorbeeld het opkopen van maïs."

Vlaams geld voor Congolese koffie

Enkele maanden geleden trok Yves Leterme als Vlaamse minister-president eigenhandig een kwart miljoen euro uit voor de ontwikkeling van Congo. Aan de ngo CDI-Bwamanda werd 26.000 euro beloofd. "Dat geld zal dienen voor een project om de kwaliteit van de koffie op lokaal niveau te verbeteren."

"De koffiesoort robusta heeft sowieso al een wat lagere kwaliteit dan de arabica. Bij de klassieke verwerking of ‘droge methode’ plukken de telers de bonen, die ze vervolgens in de zon laten drogen en zo aan de opkopers verkopen. Een alternatief is de ‘natte methode’, waarbij de bonen goed rijp geplukt worden, waarna ze in water worden gelegd. Vervolgens wordt het pulp verwijderd en worden de boontjes eruit gevist. Tot slot worden de bonen gedroogd en gepeld. Dat levert een veel hogere kwaliteit op. Maar gewone boeren hebben hier de kennis en technologie niet voor."

Feit is dat koffiebranders, na arabicabonen, de gewassen robustabonen verkiezen. Op wereldschaal vindt de klassiek gedroogde robusta nog maar moeilijk afzet. "De machines voor het natte procédé zijn in Bwamanda aanwezig, maar we moeten uitbreiden. We moeten kleinere installaties voorzien op lokaal niveau, zodat ook de boeren in afgelegen centra de mogelijkheid hebben om betere koffie te maken. Het is belangrijk dat onze koffie binnen het Max Havelaar-circuit kan blijven."

Steeds meer koffieboeren, vooral in het oosten van Congo, schakelen over op andere gewassen wegens een plantenziekte (tracheomycose). Die ziekte heeft al het noorden van Congo bereikt, maar dat is een regio waar minder koffie verbouwd wordt. "Bij ons in Bwamanda is het nog geen groot probleem, maar we moeten alert blijven. Om het probleem in te dijken is sensibilisering en begeleiding nodig. Boeren moeten hun koffiestruik onmiddellijk verbranden wanneer ze tracheomycose ontdekken. Daarnaast kunnen we nieuwe plantages aanleggen met resistente variëteiten. Onze landbouwexperts doen hier onderzoek naar. Koffie is nu eenmaal een belangrijk product voor de economische ontwikkeling van de regio."

De toekomst

CDI-Bwamanda heeft verschillende projecten lopen waarvoor het gedeeltelijk of volledig op de steun kan rekenen van de Belgische overheid – via het Directoraat-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) en het Belgisch Overlevingsfonds (BOF) – en de Europese Unie. Dit jaar lopen lopen de meeste van deze programma’s af.

"We zijn dan ook druk bezig met het indienen van voorstellen en het opstellen van nieuwe meerjarenplannen. Voor voedselhulp bijvoorbeeld, hebben we een programma lopen dat volledig werd betaald door de Europese Unie. Het betreft een systeem voor de lokale aankoop van maïs. Sinds wij begin jaren negentig op dit vlak actief werden in Kinshasa, schatten we het aantal hulpbehoevende mensen daar rond de 250.000 mensen – met een piek van bijna 1 miljoen aan het begin van de oorlog. Onze bedoeling is om, zodra de koopkracht van de Kinois weer stijgt en de bevoorrading weer genormaliseerd is, opnieuw een deel van de productie via het normale commerciële circuit te verkopen."

"Wij hebben installaties om diverse soorten verwerkte maïs af te leveren. Deze machines hebben een enorm commercieel potentieel, maar op dit ogenblik wordt slechts een klein percentage van de capaciteit gebruikt. Brouwerijen durven voor de productie van hun bier niet overschakelen van rijst naar maïs, omdat de bevoorrading en de constante kwaliteit niet gegarandeerd is. We willen verder prospecteren om te kijken wat er mogelijk is."

Tot slot is ook biodiesel iets voor de toekomst. "We doen onderzoek naar de lokale productie van brandstof, vooral uit palmolie. Al was het maar om brandstof te besparen voor onze eigen vrachtwagens, boten en stroomgroepen. Het is een piste die we graag willen bewandelen, maar helaas hebben we op dit ogenblik niet het nodige personeel dat zich hieraan kan wijden."

(c) CongoForum – Jelle De Mey, 30.07.07

Meer info: www.cdibwamanda.be

Links:

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.