01.03.09 Thierry Michel over “Katanga Business”, een verhaal van poenscheppers en gravers (CF)

BRUSSEL – “In Congo krijg je veel gedaan als je de juiste mensen kent,
het draait om macht.” De Waalse cineast Thierry Michel hoef je niets
meer te vertellen over documentaires draaien in Congo, hij is door de
wol geverfd. De meesten kennen hem van “Congo River”, een filmdocument
uit 2005 over zijn reis naar de bronnen van deze legendarische rivier.
Vanaf april kan je gaan kijken naar “Katanga Business”,  over een
geologisch schandaal in het middelpunt van de globalisering.

Waarover gaat Katanga Business? In zijn nieuwe film valt de toekomst
van Katanga af te leiden uit de individuele en collectieve lotgevallen
die Michel in beeld brengt. De microkosmos wordt bewoond door de
arbeiders, de ‘gravers’. De macrokosmos bestaat uit de industriëlen en
speculanten die in de provincie Katanga neerstrijken. Ze ontwikkelen de
regio met slechts één doel voor ogen: poen scheppen. Tussen beide
werelden gaapt een sociaal conflict dat samenhangt met de nieuwe
ontginningsmethoden. De ambachtelijke mijnbouw moet plaats ruimen voor
de machines van de industriële revolutie. Tegelijk woedt er een
economische oorlog langs de breuklijnen van geopolitieke belangen,
tussen Noord-Amerikaanse en Aziatische bedrijven bijvoorbeeld. Een
bemiddelaar in dit conflict is de gouverneur van Katanga, Moïse
Katumbi. Hij wil de streek moderniseren en door de industriële
revolutie loodsen. Maar ten koste van wie, vraagt de kijker zich af.

Na onder andere “Mobutu, roi du Zaïre”
(1999) en “Congo River” (2005) is er nu “Katanga business”. Waarom
keert u altijd terug naar Congo?

“Al 17 jaar ga ik geregeld naar Congo, maar ik heb er geen koloniale
band mee. Ik had er geen familie wonen. De band is historisch gegroeid.
Door aan het eind van de jaren tachtig de sloppenwijken en
straatkinderen in Brazilië te filmen, raakte ik geïnteresseerd in de
Afro-Braziliaanse cultuur. Op een bepaald moment kreeg ik de kans om
naar het hart van Afrika te trekken. Daar was toen een dictator aan de
macht die maar niet wou opstappen, Mobutu Sese Seko. Het leek me een
keerpunt in de geschiedenis, een interessant gegeven voor een cineast.

In 1991 wou ik een film maken over de val van Mobutu. Het was een zeer
intense periode waarbij het land op zijn grondvesten daverde. De
buitenlanders trokken weg en in de plaats kwamen het Franse en
Belgische leger. De chaos was compleet in deze donkere dagen. Een paar
jaar later ben ik het land uitgezet onder het voorwendsel van spionage
en werd mijn materiaal in beslag genomen. Terwijl ik elders in de
wereld aan de slag was, bleef ik de situatie in Congo volgen. De film
over Mobutu is er uiteindelijk toch gekomen. Het werd een politieke
kroniek. Later heb ik dan met Congo River een verhaal gebracht over
economisch verval.”

Waarom deze keer een documentaire over de mijnbouw in Katanga?

“Bij mijn tweede reis ben ik in Katanga terechtgekomen. Dat herinnerde
me aan mijn jeugd. Ik ben afkomstig uit Charleroi, uit een
industriegebied dat het Pays noir wordt genoemd. Bovendien werkte mijn
vader in de mijnen. Op tienjarige leeftijd begon mijn passie voor
fotografie met industriële landschappen. Later heb ik er de
documentaires “Mines, Pays noir, pays rouge” en “Chronique des saisons
d’acier” gedraaid.

Het viel me op dat er over het industriële Afrika weinig bekend is.
Multinationals delen de koek, er woedt een economische oorlog zonder
weerga. Daarbij manifesteren zich tegengestelde belangen, zoals tussen
het Westen en China. Ik wou een industriële saga brengen over een
provincie die uit haar as verrijst.

We zien tegenwoordig in Katanga een tweede industriële revolutie
opzetten, waarin de lotsbestemmingen van de arbeiders, de grote bazen
en de politici met  elkaar verweven zijn. Ik heb deze vanuit
cinematografisch standpunt bijzonder interessante evolutie concreet
willen maken aan de hand van personages en levensverhalen.”

Katanga Business is het tegenovergestelde van een sociaal-economische documentaire, zei u eens. Wat bedoelt u daarmee?

“Mijn eerste bedoeling is niet informeren, maar een film maken. Ik
breng personages tot leven. Het is cinema, ik speel met montage. Ik
blijf ook karig met achtergrondcommentaar. De kijker moet zelf maar
oordelen, zonder dat ik een menigng opdring. De informatie wordt eerder
expliciet meegeven. Het is geen  historische film over Katanga, maar
een cinematografisch verhaal over de sociaal-economische troeven van
deze streek.”   

Waarom is Katanga een interessante regio voor de “parabel over globalisering” die u vertelt?

“Het is de rijkste Afrikaanse regio, een geologisch schandaal zeg maar.
De bodem zit er tjokvol kobalt, koper, uranium en ga zo maar door.
Omdat de mijnen onder het regime van Mobutu tientallen jaren lang
verlaten werden, zijn die voorraden nog zo goed als intact.

Nu de mijnbouw in Katanga wordt geïndustrialiseerd, komen ze uit alle
hoeken van de wereld afgezakt. Maffiosi, avonturiers, plunderaars maar
ook mijnbedrijven gaande van kleinschalig tot multinationaal. Wie zal
aan het langste eind trekken? China of toch eerder Canada? Je hebt er
Chinezen die illegaal ertsen opkopen, maar net zo goed piepkleine
Chinese bedrijfjes en belangrijke Chinese bedrijfsleiders. Er is de
tegenstelling oost-west, landen als China en India tegenover westerse
landen, maar ook noord-zuid, kapitaal versus arbeidskrachten. Afrika
heeft de bodemrijkdom en de werkkracht, maar het geld en de knowhow
moeten van elders komen.

De impact van de globalisering laat zich hier scherp voelen. Met de
financiële crisis zijn de prijzen gekelderd, wat tot hoge werkloosheid
heeft geleid.”

U heeft de film gedraaid nog voor er sprake was van een wereldwijde crisis. Is uw verhaal al niet achterhaald?

“Misschien komt er nog wel een vervolg op Katanga Business. Maar ik wou
in de eerste plaats een film maken over het gouden tijdperk van de
Congolese mijnprovincie, een universeel thema dat het tijdelijke
overstijgt. Bovendien is het kapitaal nog altijd aanwezig in Katanga,
en heeft de wereld nog altijd grondstoffen nodig.

Mijnen hebben een beperkte houdbaarheid, dat heb ik in Wallonië
ondervonden. Wat na de boom? De armoede kan opnieuw de kop opsteken.
Katanga heeft gelukkig ook andere troeven, denk aan landbouw of
technologie. Men moet van dit elan gebruiken maken om van Congo een
welvarende staat te maken. Daar is men zich wel van bewust, denk ik.
Armere streken in Congo hebben hout, een grondstof die in principe
hernieuwbaar is. Ook het Congolese waterkrachtpotentieel kan een
duurzame bron van inkomsten betekenen. Mijnbouw daarentegen is niet
duurzaam.”

Ook de “creuseurs” of ambachtelijke mijnwerkers komen uitvoerig aan bod in Katanga Business. Hoe moet het nu verder met hen?

“Creuseurs werken in levensgevaarlijke omstandigheden die pre-koloniaal
aandoen. Ze graven om te overleven en hun gezin te onderhouden. Het is
een tragedie die tienduizenden treft. Maar ze hebben tenminste werk,
kan je denken. Het probleem is dat ze sites bezetten die legaal door de
regering in concessie werden gegeven aan multinationals. Die bedrijven
willen hen verjagen. Nochtans kregen de creuseurs vaak beloftes van de
overheid in het verleden. Maar er is veel corruptie mee gemoeid. Deze
artisanale gravers zijn veroordeeld, geofferd voor de
industrialisering. Dat kan tot massale werkloosheid leiden. De
creuseurs omvormen en inschakelen in andere takken van de economie, dat
wordt de uitdaging voor Katanga. Misschien kunnen ze in de landbouw
terecht. Werken in de mijnen is trouwens een relatief gevaarlijk
beroep.”



U voert in de film tal van
interessante mensen op: George Forrest, Moïse Katumbi en Paul Fortin om
er enkele te noemen. Wie heeft u het meest verbaasd?

“De gouverneur van Katanga, Moïse Katumbi, is een zeer filmisch figuur.
Hij is politicus en zakenman, heeft charisma, is enorm populair en een
rasechte populist. Een complexe man ook. Katumbi doet me aan de
Italiaanse premier Silvio Berlusconi denken: de Katangese gouverneur
heeft een eigen voetbalploeg, is zowel politicus als zakenman en runt
zijn staat ook echt als een bedrijf. Tegelijk heeft Katumbi ook iets
weg van de Venezolaanse president Hugo Chavez door de sociale
hervormingen die hij doorvoert en het feit dat hij bedrijven verplicht
om te investeren in de arbeiders. Hij is modern, jong en zeer
communicatief. Een interessante ontdekking voor ons.

Daarnaast wil ik ook Paul Fortin, de topman van Gécamines, vermelden.
Deze Canadese mijnbouwspecialist is aangesteld door de Wereldbank en
later in dienst getreden van de Congolese overheid. Hij is ook diegene
die de contacten met de Chinezen onderhoudt. Fortin heeft een sociale
inborst en neemt het op voor de arbeiders.”

U heeft ook de Chinees mijnheer Min gevolgd, ‘de man van 9 miljard dollar’.

“Min was een totale verrassing. Er werd gezegd dat Chinezen moeilijk te
filmen zijn, maar we konden hem overtuigen voor onze camera te
getuigen. Min kent Afrika zeer goed, hij was bijvoorbeeld lang in
Zimbabwe actief. Hij heeft een zeer persoonlijke band met de mensen van
Gécamines en onderhandelde het contract van de eeuw, tussen de
Congolese regering en Chinese bedrijven. Het is een man zonder
protocol, anders dan de meeste westerse bedrijfsleiders. Hij is zeer
direct, maakt zich geen illusies, plaatst geld en belangen op de eerste
plaats.

We hebben alle lagen van de Chinese aanwezigheid gefilmd. Opvallend is
dat Chinezen veeleer als Congolezen leven, en zich niet zoals
westerlingen in chique villawijken versschansen. Er kan in Congo een
interessante sociale mengeling ontstaan tussen deze twee
bevolkingsgroepen.”   

Wat denkt u eigenlijk over de Sino-Congolese miljarden contracten en de Chinese aanwezigheid in Congo?

“De Wereldbank wijst er terecht op dat Congo al opgezadeld zit met een
enorme buitenlandse schuldenlast. Toch kan je geen zwart-wit beeld
hebben van de Chinezen. Alles zal er vanaf hangen of ze hun beloften
nakomen. Natuurlijk zitten er tussen die Chinezen ook illegalen,
plunderaars en maffiosi. Die moeten eruit. Maar als ze in synergie
leven met de Congolezen en met kapitaal en technologie over de brug
komen, kan Congo daar zijn voordeel bij doen en kan hun aanwezigheid
een verrijking betekenen.”

Wat zijn de voornaamste problemen die een documentairemaker ondervindt in Congo?

“In Congo heb je vooral geduld en humor nodig, heb ik gemerkt. Er zijn
de eeuwige problemen van administratieve aard. Voortdurende controles,
tal van toestemmingen waarvoor je van hot naar her moet lopen. Niet
alleen agenten en soldaten maar zowat alle staatsdiensten doen er hun
voordeel bij. In tegenstelling tot een filmploeg hebben zij alle tijd
van de wereld. Op sommige plaatsen mochten we dan weer niet filmen en
werden we tegengewerkt. Het is een kwestie van macht. Een telefoontje
naar een hogergeplaatste persoon en het was meestal zo opgelost.
Gelukkig heb ik een uitgebreid netwerk in Congo. Het is ook moeilijk om
in grote bedrijven een voet tussen de deur te krijgen. Met mijn vorige
films en boeken kon ik hen uiteindelijk wel over de streep trekken. Tot
slot is het logistiek gesproken geen lachertje. Door de regen waren
sommige mijnen moeilijk toegankelijk of zaten we vast in de modder met
onze vrachtwagen.

Ik heb veel ervaring in Congo. Tijdens de opnames van Congo River is
onze ploeg meermaals gearresteerd. In vergelijking ging het deze keer
gemakkelijker. Sinds de verkiezingen enkele jaren geleden is het
eenvoudiger om contacten te leggen. Congo is nu immers een
democratische staat met persvrijheid. Congolese journalisten hebben het
dan wel weer moeilijker, zij botsen geregeld op censuur. Af en toe
wordt een Congolese journalist vermoord. We kunnen als buitenlanders
dingen zeggen die Congolese journalisten niet kunnen zeggen.

We hadden terplaatse een uitstekende ploeg Congolese medewerkers die
ons op de hoogte hield over gebeurtenissen als stakingen. Ik moet ook
toegeven dat mijn relaties met Moïse Katumbi mijn bezoek wel
eenvoudiger maakten. Provinciale en nationale autoriteiten zijn
doorgaans eerder gemakkelijk. Het gebeurde natuurlijk ook wel dat we
gekke soldaten tegenkwamen, daar valt minder mee te discussiëren. Dat
hoort erbij.”

Welke documentaire wil u nog draaien in Congo?

“Eerst zit er nog een aantal andere projecten in België en elders in de
wereld in de pijplijn, maar ik hou steeds één oog op Congo gericht.
Daar is alles mogelijk, en ik heb lang nog niet alle regio’s bezocht.
In Kivu ben ik bijvoorbeeld nog nooit geweest. De Congolese muziek als
onderwerp spreekt me nog wel aan. Voorts zou ik graag een uitgebreid
portret van de hoofdstad Kinshasa maken, een metropool waar veel
creativiteit aanwezig is. Eigenlijk heb ik nog veel beeldmateriaal op
overschot dat zeker goed is voor een of meerdere een interessante
documentaires.”

(c) CongoForum – Jelle De Mey, 28.02.09

Katanga Business verschijnt begin april. Meer info: www.katanga-lefilm.com

mail: katangabusiness@gmail.com

Een fragment dat de moeilijkheden van de filmploeg illustreert:

http://television.telerama.fr/television/de-la-difficulte-de-tourner-en-rdc-demonstration-video,29615.php

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.