11.12.09 ‘De boom waarnaar ze stenen gooien’: Congodagboek van Guy Poppe (CF)

Het boek is een uitvloeisel van zijn journalistieke werk in die periode
en zijn passie voor het land. Naast de feitelijke achtergrond die je
mag verwachten van een journalist bevat het boek ook overpeinzingen,
meningen en de beschrijving van ontmoetingen met zowel Congolezen als
Belgen, zowel gewone inwoners als politici. Daardoor geeft het boek een
uitstekend beeld van de gevolgen die de politieke en militaire
gebeurtenissen hadden op het leven in Congo. En van de rol die België
daarin speelde.

De titel legt de rode draad van het boek bloot: Congo
is ‘de boom waarnaar ze stenen gooien’. Het rijke, vruchtbare land
waarvan iedereen wil profiteren. Maar Guy Poppe hoedt zich ervoor te
vervallen in sentimentalisme of negativisme. Door een zekere afstand te
bewaren kan hij altijd een neutrale analyse geven bij zijn
situatieschetsen.

Want zoals hij zelf
zegt aan het eind van zijn inleiding: "We moeten niet blind zijn voor
wat er allemaal fout gaat in Congo. Maar het is nuttig om na te gaan
waarom dat zo is en zo nu en dan even tegen de stroom in te roeien, ook
al houden we dat maar een strook of twee vol."

CongoForum sprak met hem over zijn boek en over de toestand vandaag in Congo.

U bent in uw boek erg kritisch voor de ontwikkelingssamenwerking met Congo. Wat ging er precies fout?

Laat
ik beginnen met te zeggen dat Congo eigenlijk geen
ontwikkelingssamenwerking nodig zou moeten hebben. Want het heeft alles
om erg welvarend te zijn. Het stond vijftig jaar geleden mee op het
niveau van landen die nu mee de kar trekken van de wereldeconomie,
zoals Zuid-Korea. Congo heeft hetzelfde potentieel.

Om een Afrikaanse tijger te worden?

Inderdaad.
Maar het probleem is de manier waarop anderen op Congo’s rijkdommen
gesprongen zijn. Tijdens de kolonisatie was het doel van België
bijvoorbeeld vooral zoveel mogelijk geld te verdienen aan Congo. Het
was de aanvoer van grondstoffen die ons interesseerde. We hebben ook
geprobeerd als België – en de rest van de wereld is daar in meegegaan –
om die lijn door te trekken na de onafhankelijkheid. Daarom zijn
leiders als Mobutu ondersteund. Leiders die de rest van hun land gerust
wilden uitverkopen als ze genoeg kans kregen om zich persoonlijk te
verrijken. Na al die jaren dictatuur werd dat een ingebakken systeem.
De oorlog veranderde daar niets aan, wel integendeel.

Is dat systeem van ‘le mal zaïrois’ niet veranderd na Mobutu?

De
structuren die Mobutu in het leven geroepen heeft, zoals corruptie en
pure uitvoer of smokkel van grondstoffen, zijn tijdens de oorlog alleen
maar geïntensifieerd. Om de oorlog te financieren sloten alle partijen,
ook Laurent Désiré Kabila, overeenkomsten met hun broodheren. Met
Rwanda in de eerste fase van de oorlog en later met Zimbabwe in de
tweede fase. Rwanda zette zijn plunderingen, zoals ze ook officieel
heten in de VN-rapporten, voort door zijn coalitie met de rebellen. Het
systematisch leeghalen van Congo ging tijdens en na de oorlog dus
onverminderd voort. Ook nu onder Joseph Kabila. Om het cru te zeggen
zitten we in Congo met vijftig jaar economische plundering. Maar Congo
moet in feite perfect in staat moet zijn om zichzelf te redden, als het
maar ooit de kans eens zou krijgen om dat te doen.

U
geeft in uw boek als voorbeeld van mislukte ontwikkelingshulp de
problemen rond de elektriciteitscentrale van Tshopo in Kisangani. Die
centrale begaf het het in 2004, hoewel België al drie jaar eerder geld
gegeven had om ze te vernieuwen. Kisangani, de op twee na grootste stad
van Congo, viel daardoor weken zonder stroom.

Daar moet
je je als leverancier van ontwikkelingshulp zeker vragen bij stellen.
Voor een stuk heeft dat gebrek aan resultaten met corruptie te maken.
Maar het hangt ook samen met het feit dat Congo ophield een staat te
zijn. Een staat wordt gekenmerkt door een overheid met een duidelijk
beleid, prioriteiten en een budgettering. Geleidelijk aan viel dat
allemaal weg in Congo. En eigenlijk bestaat dat nog altijd niet echt.

Wat zou uw raad zijn voor de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking, Charles Michel?

Ik
ben natuurlijk geen deskundige. Journalisten zijn vooral goed in het
analyseren van problemen maar veel minder goed in het suggereren van
oplossingen. Toch kan ik ook vaststellen dat België veel inspanningen
deed zonder veel resultaten te boeken. Neem bijvoorbeeld de opleiding
van het Congolese leger. Opnieuw sprongen we in de dans, samen met de
Angolezen en de Zuid-Afrikanen. We probeerden het eengemaakte Congolese
leger een opleiding te geven. Wat zien we nu in de realiteit? Het
Congolese leger maakt meer deel uit van het probleem dan dat het een
oplossing is.

Eigenlijk zou je
moeten zeggen: we zijn niet alleen het jongste jaar bezig met het geven
van een opleiding aan het leger. Al sinds de onafhankelijkheid in 1960
zijn we bezig met militaire samenwerking. We bakken er dus niks van.
Dat moeten we echt eens bekijken. Wat loopt er fout? Hoe moeten we het
anders doen?

Daar tegenover staat dat we bescheiden moeten zijn
als België. Laten we ons richten op essentiële zaken zodat de
Congolezen het verder zelf kunnen rooien. Een absolute voorwaarde is
het stoppen van de oorlog en alles wat daarmee te maken heeft. Want
oorlog creëert vluchtelingen, honderdduizenden mensen die op de dool
zijn. Er is geen productie meer want de mensen kunnen niet meer op het
land werken. Daarom moet de bevolking door voedselhulp in leven worden
gehouden.

Met een zekere stabiliteit kan de economie weer op
gang komen. Dan zullen de Congolezen weer in staat zijn om initiatief
te nemen en kan het land tot ontwikkeling komen. Het leger willen
opleiden was een goede keuze, maar in de praktijk werkte het niet. We
moeten ook zorgen dat de VN-blauwhelmen hun werk doen. Maar dat is
makkelijk gezegd, je ziet dat het in de praktijk allesbehalve
vanzelfsprekend is.

Het Congolese leger werkt nu wel meer samen. Met de blauwhelmen maar ook met Rwanda in februari dit jaar.

Maar
zoals te voorspellen was haalde die gecombineerde Congolees-Rwandese
actie niet veel uit. De rebellen van het FDLR – de Rwandese milities
die al vijftien jaar rondhangen in het oosten van Congo – trokken zich
wel terug. Maar daarna kwamen ze met even veel kracht als daarvoor weer
op de voorgrond. En de Congolese actie met de blauwhelmen heeft
kennelijk op het terrein weer hetzelfde effect: het gaat allemaal ten
koste van de bevolking. Het leger en de blauwhelmen zijn niet in staat
hun offensief tot een goed einde te brengen. Zij vormen deel van het
probleem. Zeker het Congolese leger omdat de soldaten even goed als die
milities plunderen, brandschatten, uit zijn op economisch gewin,
verkrachten, mensen op de dool jagen, de productie op het land stil
leggen en de velden plunderen.

U spreekt over het eeuwige
optimisme van de Congolezen, hun veerkracht. Maar is dat geen deel van
het probleem? In uw boek staat het voorbeeld van Bilo, een leraar
geschiedenis wiens geduld bijna ten einde was en die pleitte voor een
volksopstand. Is dat soort sentiment niet meer nodig?

Ik
weet niet of dat zo nodig is. Maar ik verbaasde mij er wel al over dat
het zo weinig gebeurt. Het is gewoon erg moeilijk voor mensen om een
revolutie of volksopstand te ontketenen in een situatie waarin ze alle
zeilen moeten bijzetten om te overleven.

En betogingen?

In
de steden werd veel betoogd, vooral dan in Kinshasa. Onder impuls van
de UDPS van Etienne Tshisekedi ten tijde van de Nationale Conferentie
in de jaren 1990 bijvoorbeeld. Maar dat haalde niet veel uit, en toen
begon de oorlog. Aan het eind van de oorlog bleek dat de ongewapende
oppositie marginaal was en het land weer in handen van voormalige
krijgsheren kwam (Laurent Désiré Kabila). De bevolking in de steden
begreep toen wel dat zulke acties niet veel opbrachten.

Op het
platteland heb je zulke acties niet. Maar je komt er dynamische mensen
tegen met de veerkracht om te overleven. Met eigen initiatieven nemen
ze hun lot in handen. Ze zorgen ervoor dat hun kinderen nog school
kunnen volgen, bewerken opnieuw het land, proberen te produceren en
handel te drijven.

Maar ontbreekt er een organisatie? Heeft België daar schuld aan?

Een
historische schuld misschien. Maar het enige dat wij kunnen doen, is de
voorwaarden scheppen. Door de oorlog in het oosten te beëindigen kan er
een organisatie komen. Maar eerst en vooral dient de staat
heropgebouwd. Congo is geen staat meer. Onlangs verscheen een artikel
in een Amerikaans blad waarin wetenschappers vroegen aan Hillary
Clinton (de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, nvdr) hoe zij
ging onderhandelen met een Congolese staat die in feite niet meer
bestaat.

Is Joseph Kabila een nieuwe dictator?

Dat
is een groot woord. Joseph Kabila werd natuurlijk verkozen, maar
politiek geeft hij heel weinig ruimte aan de oppositie. Hij verhindert
al een paar jaren het doortrekken van de democratisering naar de lagere
niveaus: steden, dorpen en gemeenten. Door manipulaties en omkoperij
zette hij, onder andere op provinciaal vlak, de zaken naar zijn hand.
Denk aan het benoemen en verkiezen van gouverneurs.

Maar zeker
op economisch vlak treedt hij in de voetsporen van zijn dictatoriale
voorgangers. Ondanks alle controle op de overheidsfinanciën draagt hij
nog altijd geen zorg voor het openbare domein. Zijn persoonlijke
verrijking staat voorop, zoals bij de vorige leiders. Die voortdurende
situatie moeten de Congolezen zelf aanpakken op termijn. Maar dat zal
een kwestie van generaties zijn, vrees ik.

Bij de
verkiezingen in Congo schreef u dat Joseph Kabila eigenlijk geen
interne basis had, dat hij afhing van buitenlandse steun. Wordt zijn
positie dan niet moeilijk, nu er meer buitenlandse kritiek komt?

Dat
valt af te wachten. Over twee jaar zijn er opnieuw verkiezingen in
Congo. Kabila had geleidelijk aan wel een beetje interne steun
opgebouwd, in het oosten. Daar had hij het imago van vredestichter, de
man die de oorlog beëindigde en het land weer één maakte. Vooral in de
Kivu speelde sterk dat ze niet meer bezet werden door buitenlandse
mogendheden, in de eerste plaats Rwanda.

Blijft dat een troef nu dat de oorlog voortduurt?

En
nu dat er in feite heel weinig veranderde op het terrein. Dat vraag ik
mij dus echt af. Ik ving al stemmen op van Congolezen die zeggen: ‘We
zien wat er gebeurt en vooral wat er niet gebeurt. We gaan dus niet
meer stemmen voor Kabila bij een volgende gelegenheid.’ Maar hoe
algemeen dat gevoel is, kan ik niet beoordelen.

Maar ziet u iemand nieuw opstaan, nu Kabila de oppositie van Bemba uit de weg ruimde?

Kabila
laat geen oppositie toe. Zijn motto bij de verkiezingen was ‘the winner
takes all’ en dat bleef zo. Hij wil de macht niet delen en duldt niet
dat er belangrijke figuren opstaan. Dat gezegd is de gouverneur van
Katanga (Moïse Katumbi, nvdr) wel iemand om in het oog te houden.
Katumbi komt uit Kabila’s rangen maar vaart een vrij onafhankelijke
koers. Maar het is nog twee jaar tot de verkiezingen, dus dat is
koffiedik kijken.

Welke koers moet een Belgische minister
van Buitenlandse Zaken volgens u varen? U levert scherpe kritiek op
Louis Michel maar bent mild voor Karel De Gucht. Allebei maakten ze
eerder de dienst uit op Buitenlandse Zaken.

Wat ik
apprecieerde bij Karel De Gucht was dat hij zei waar het op stond. Nu
kun je zeggen: is dat diplomatiek? Mag een minister van Buitenlandse
Zaken dat wel doen? Maar laten we eerlijk zijn, alle kritiek die er al
geleverd is op Kabila binnenskamers haalde niets uit. Dan denk ik dat
het misschien wel goed is om eens openlijk te zeggen dat het niet goed
gaat in Congo.

Wat we wel niet doen in België is conclusies
trekken voor ons beleid. Als politici doorhebben dat bepaalde
initiatieven niet lukken, zoals bij de militairen, omdat de leiders
niet voldoende meewerken, moeten ze dat openlijk durven te zeggen. Dan
moet er wel een discussie komen in dit land, liefst in het parlement,
over hoe we het dan wel moeten aanpakken. Die volgende stap wordt niet
gezet. Dat is een tekortkoming die je aan de hele Belgische politieke
klasse kunt verwijten, ook aan De Gucht. En wat ik Louis Michel verwijt
is dat hij een koers vaarde zonder rekening te houden met de
democratie. Hij koos voor een aantal politieke leiders en dan in eerste
instantie voor Joseph Kabila die zijn vader opvolgde. Het is een keuze
waardoor je je afvraagt wat hem precies inspireerde.

U zegt in uw boek dat hij werd geïnspireerd door de media-aandacht.

Voor
een stuk geldt dat bij Louis Michel zeker. Daar blijf ik bij, ik zag
hem genoeg bezig. Michels doel is om op het scherm te komen met de
groten der aarde. Hij kon dat ook vijf jaar lang doen als Europees
commissaris, nu is het wel genoeg geweest.

Willen de gewone Congolezen dat België verantwoordelijkheid neemt?

Veel
meer dan wij dat eigenlijk doen, en dat is goed. We mogen ons niet
opstellen als oude koloniale heersers en hen de hele tijd
terechtwijzen. Dat kunnen wij ons niet permitteren. Dat is de taak van
de grotere internationale gemeenschap, waarvan wij enkel een deel
uitmaken. Maar zeker de gewone Congolezen zeggen dat nog heel vaak, té
vaak.

Ze noemen ons ‘nos papas’ zegt u in uw boek.

‘Nos
papas’ of ‘nos oncles’, inderdaad. Ik ga daar altijd tegenin want ze
moeten het zelf in handen nemen. Ze mogen niet verwachten dat wij alles
komen oplossen. Verandering zal wel een heel lastige strijd vergen die
generaties zal duren. Je kan niet verwachten van de huidige politieke
klasse – die voor een groot stuk waardeloos is – dat die bij de
volgende verkiezingen vervangen zal worden door een soort van heiligen.
Helaas, dat zal niet gebeuren.

Hadden al deze problemen vermeden kunnen worden bij de Nationale Conferentie?

Dat
is een historische kans die gemist werd. Daar waren goeie dingen aan
het gebeuren maar Mobutu kon dat proces uiteindelijk voor een groot
stuk tegenhouden. Mobutu was een eersteklasmanipulator. Op zijn oude
dag haalde hij nog eens alles uit de kast om te verhinderen dat hij zou
worden opzijgeschoven.

Maar u geeft ook de schuld aan België.

Een
deel van de verantwoordelijkheid ligt inderdaad bij de internationale
gemeenschap en België omdat ze veel te weinig dat proces ondersteunden.
Er te weinig in geloofden. Hoe snel kwam er geen kritiek op de
regering-Tshisekedi, die toch voor de eerste keer een realisatie was
van de Nationale Conferentie en niet van Mobutu? Voor de eerste keer
was er een democratische tegenmacht, maar hoe snel kwam de kritiek niet
dat ze waardeloos waren? Tshisekedi is zeker geen heilige. Maar ik
blijf erbij dat men hem beter had moeten ondersteunen. Men heeft veel
te snel de zaken laten begaan, er zich bij neergelegd dat het weer niet
zou lukken. Terwijl men in de loop der jaren veel eerste ministers van
Mobutu een stuk meer krediet gaf.

Hoe komt het dat Tshisekedi’s opvolger, Léon Kengo wa Dondo, wel die steun kreeg?

Tja,
Kengo wa Dondo had het aureool van corruptiebestrijder. En hij beloofde
een neoliberaal beleid te voeren, zoals dat in die tijd nog moest van
de Wereldbank. In de jaren 1990 was het heel ‘bon ton’ om een
besparingsbeleid te voeren en in te zetten op het ontvetten van het
ambtenarenapparaat. Terwijl men maar het rapport over onrechtmatig
verkregen bezittingen moest lezen om zijn ware aard te kennen. Men moet
dat toch gelezen hebben! Het zijn historische fouten die België toen
maakte. Fouten waardoor België toch een grote verantwoordelijkheid
draagt voor de mislukking van dat democratiseringsproces.

Hoeveel schuld draagt de internationale gemeenschap voor de oorlog in Congo die daarna volgde?

Het
belangrijkste uitgangspunt wat de oorlog betreft vind ik dat buurlanden
zoals Rwanda profiteerden van de zwakte van het op zijn knieën zittende
beleid van Mobutu. De Rwandezen konden zo het land verregaand
plunderen. Samen met de Oegandezen. Zij haalden Laurent Désiré er eerst
bij als Congolees uithangbord. En ze maakten gebruik van het ongenoegen
van de Banyamulenge (Congolese Tutsi’s in het oosten van het land,
nvdr). Een voorwendsel dat ze iedere keer weer gebruiken om hun
inmenging te verantwoorden.

Maar de internationale gemeenschap
zette niet genoeg druk op Rwanda. Men heeft wel uitgezocht wat er aan
de hand was. De VN-rapporten over de illegale exploitatie van
grondstoffen liegen er niet om. Daarin staat duidelijk hoe Rwanda die
exploitatie organiseerde. Maar er is veel te weinig mee gedaan. Ze
hebben Rwanda nog veel te veel zijn gang laten gaan. Het
‘genocidekrediet’ speelt daar nog altijd in mee. Zoals dat nog altijd
speelt bij – en als ik dat zeg krijg ik altijd de wind van voren –
Israël en de Holocaust. De internationale gemeenschap verdraagt van
Rwanda ten onrechte veel meer dan van andere landen.

Kwam daar verbetering in? Want de samenwerking tussen Congo en Rwanda werd deels internationaal onderhandeld.

Dat
is inderdaad onder andere onder druk van Obama gebeurd, ja. Maar die is
actie was heel kort. En nu blijkt ook dat het geen echt succes was. Men
kon de nazaten van die Rwandese milities, de FDLR , niet kortwieken.
Blijkbaar is een militaire oplossing niet haalbaar. Een politieke
oplossing, door onderhandelen de rebellen overtuigen om naar Rwanda
terug te keren, blijkt ook onmogelijk. Want dat stuit op verzet in
Rwanda. En men durft zoals gezegd niet genoeg druk op Rwanda uit te
oefenen.

Je kan zeggen dat Obama wel een goeie start nam door
Rwanda te verplichten iets te doen. Maar hij kon de lijn precies niet
doortrekken. Dat is iets dat we bij Obama wel meer zien. Hij neemt een
goeie start maar daar blijft het bij. Hij is niet echt in staat om zijn
goeie voornemens en ideeën te consolideren op lange termijn en ze ten
uitvoer te brengen. Met de Amerikaanse gezondheidssector kwam het
uiteindelijk in orde, al is het dan met veel compromissen. Compromissen
zal Obama wel meer moeten sluiten natuurlijk, maar kijk ook naar de
aanpak van de Palestinakwestie. Zijn buitenlands beleid blinkt niet
echt uit in doorzettingsvermogen. Veel goeie bedoelingen en een goeie
aanzet maar dan houdt het een beetje op.

En de EU?

Die
heeft inderdaad een grote troef in handen. De EU is één van de grootste
geldschieters van Rwanda. Maar een paar nieuwe donoren in de EU zoals
GB en Nederland geven in hun budgetsteun teveel een vrijgeleide aan
Rwanda. Ze zouden die aanpak moeten herdenken, maar ik zie dat
eigenlijk niet echt gebeuren. Nederland bevroor wel al eens een schijf
van zijn hulp, maar het donorgeld zou veel meer als wapen moeten
gebruikt worden. Of er zouden toch tenminste voorwaarden aan gekoppeld
moeten zijn, in plaats van een vrijgeleide te geven.

Hoe ziet u de rol van de media in het pushen van de internationale gemeenschap?

Er
is sowieso te weinig berichtgeving rond Congo en Afrika. Kijk naar de
oorlog en de nasleep ervan. Dat kwam veel te weinig aan bod, omdat er
niet genoeg beelden van waren. En beelden domineren de media. Televisie
zet de toon en de rest van de media volgt. Jammer genoeg is Afrika en
Congo in het bijzonder daar het slachtoffer van.

Is dat enkel omdat er geen beelden zijn of heerst er ook een soort gelatenheid over de problemen in Congo?

Misschien
speelt dat mee maar het belangrijkste is dat Afrika als continent
economisch niet genoeg meetelt. Waarom is Irak zo belangrijk, zowel
voor de internationale politiek als voor de media? Omdat daar
oliebelangen mee gemoeid zijn. Er spelen natuurlijk ook oliebelangen in
Afrika. Waarom praten we meer over Soedan?

Nu kun je zeggen dat
Congo ook grote economische troeven heeft: je hebt daar koper, kobalt,
goud, uranium en coltan…Maar de ‘coltanboom’ is een beetje voorbij. De
Chinezen kwamen op het koper af, toen werden zij een probleem. Maar
sowieso is het economisch aandeel van Afrika in de wereld marginaal.
Veel meer dan dat van het Midden-Oosten, van Oost-Europa en de
Kaukasus, met zijn gasvoorraden. Daarom komen de conflicten in
Tsjetsjenië en Georgië veel prominenter in het nieuws dan die in
Afrika.

Terwijl het verhaal van Afrika en Congo evenveel
aandacht verdient. Daarom ook schreef ik dit boek en ben ik bezig met
een ander boek over de geschiedenis van Congo.

We kijken er al naar uit. Bedankt voor het gesprek.

© CongoForum – Andy Furniere, 11.12.09

'Congodagboek
(1996-2009): de boom waarnaar ze stenen gooien' van Guy Poppe,
uitgegeven door Meulenhoff | Manteau (Antwerpen/Amsterdam) in 2009, 511
blz., ISBN 987 90 8542 144 3

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.

11.12.09 ‘De boom waarnaar ze stenen gooien’: Congodagboek van Guy Poppe (CF)

De titel legt de rode draad van het boek bloot: Congo is ‘de boom waarnaar ze stenen gooien’. Het rijke, vruchtbare land waarvan iedereen wil profiteren. Maar Guy Poppe hoedt zich ervoor te vervallen in sentimentalisme of negativisme. Door een zekere afstand te bewaren kan hij altijd een neutrale analyse geven bij zijn situatieschetsen.

Want zoals hij zelf zegt aan het eind van zijn inleiding: "We moeten niet blind zijn voor wat er allemaal fout gaat in Congo. Maar het is nuttig om na te gaan waarom dat zo is en zo nu en dan even tegen de stroom in te roeien, ook al houden we dat maar een strook of twee vol."

CongoForum sprak met hem over zijn boek en over de toestand vandaag in Congo.

U bent in uw boek erg kritisch voor de ontwikkelingssamenwerking met Congo. Wat ging er precies fout?

Laat ik beginnen met te zeggen dat Congo eigenlijk geen ontwikkelingssamenwerking nodig zou moeten hebben. Want het heeft alles om erg welvarend te zijn. Het stond vijftig jaar geleden mee op het niveau van landen die nu mee de kar trekken van de wereldeconomie, zoals Zuid-Korea. Congo heeft hetzelfde potentieel.

Om een Afrikaanse tijger te worden?

Inderdaad. Maar het probleem is de manier waarop anderen op Congo’s rijkdommen gesprongen zijn. Tijdens de kolonisatie was het doel van België bijvoorbeeld vooral zoveel mogelijk geld te verdienen aan Congo. Het was de aanvoer van grondstoffen die ons interesseerde. We hebben ook geprobeerd als België – en de rest van de wereld is daar in meegegaan – om die lijn door te trekken na de onafhankelijkheid. Daarom zijn leiders als Mobutu ondersteund. Leiders die de rest van hun land gerust wilden uitverkopen als ze genoeg kans kregen om zich persoonlijk te verrijken. Na al die jaren dictatuur werd dat een ingebakken systeem. De oorlog veranderde daar niets aan, wel integendeel.

Is dat systeem van ‘le mal zaïrois’ niet veranderd na Mobutu?

De structuren die Mobutu in het leven geroepen heeft, zoals corruptie en pure uitvoer of smokkel van grondstoffen, zijn tijdens de oorlog alleen maar geïntensifieerd. Om de oorlog te financieren sloten alle partijen, ook Laurent Désiré Kabila, overeenkomsten met hun broodheren. Met Rwanda in de eerste fase van de oorlog en later met Zimbabwe in de tweede fase. Rwanda zette zijn plunderingen, zoals ze ook officieel heten in de VN-rapporten, voort door zijn coalitie met de rebellen. Het systematisch leeghalen van Congo ging tijdens en na de oorlog dus onverminderd voort. Ook nu onder Joseph Kabila. Om het cru te zeggen zitten we in Congo met vijftig jaar economische plundering. Maar Congo moet in feite perfect in staat moet zijn om zichzelf te redden, als het maar ooit de kans eens zou krijgen om dat te doen.

U geeft in uw boek als voorbeeld van mislukte ontwikkelingshulp de problemen rond de elektriciteitscentrale van Tshopo in Kisangani. Die centrale begaf het het in 2004, hoewel België al drie jaar eerder geld gegeven had om ze te vernieuwen. Kisangani, de op twee na grootste stad van Congo, viel daardoor weken zonder stroom.

Daar moet je je als leverancier van ontwikkelingshulp zeker vragen bij stellen. Voor een stuk heeft dat gebrek aan resultaten met corruptie te maken. Maar het hangt ook samen met het feit dat Congo ophield een staat te zijn. Een staat wordt gekenmerkt door een overheid met een duidelijk beleid, prioriteiten en een budgettering. Geleidelijk aan viel dat allemaal weg in Congo. En eigenlijk bestaat dat nog altijd niet echt.

Wat zou uw raad zijn voor de Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking, Charles Michel?

Ik ben natuurlijk geen deskundige. Journalisten zijn vooral goed in het analyseren van problemen maar veel minder goed in het suggereren van oplossingen. Toch kan ik ook vaststellen dat België veel inspanningen deed zonder veel resultaten te boeken. Neem bijvoorbeeld de opleiding van het Congolese leger. Opnieuw sprongen we in de dans, samen met de Angolezen en de Zuid-Afrikanen. We probeerden het eengemaakte Congolese leger een opleiding te geven. Wat zien we nu in de realiteit? Het Congolese leger maakt meer deel uit van het probleem dan dat het een oplossing is.

Eigenlijk zou je moeten zeggen: we zijn niet alleen het jongste jaar bezig met het geven van een opleiding aan het leger. Al sinds de onafhankelijkheid in 1960 zijn we bezig met militaire samenwerking. We bakken er dus niks van. Dat moeten we echt eens bekijken. Wat loopt er fout? Hoe moeten we het anders doen?

Daar tegenover staat dat we bescheiden moeten zijn als België. Laten we ons richten op essentiële zaken zodat de Congolezen het verder zelf kunnen rooien. Een absolute voorwaarde is het stoppen van de oorlog en alles wat daarmee te maken heeft. Want oorlog creëert vluchtelingen, honderdduizenden mensen die op de dool zijn. Er is geen productie meer want de mensen kunnen niet meer op het land werken. Daarom moet de bevolking door voedselhulp in leven worden gehouden.

Met een zekere stabiliteit kan de economie weer op gang komen. Dan zullen de Congolezen weer in staat zijn om initiatief te nemen en kan het land tot ontwikkeling komen. Het leger willen opleiden was een goede keuze, maar in de praktijk werkte het niet. We moeten ook zorgen dat de VN-blauwhelmen hun werk doen. Maar dat is makkelijk gezegd, je ziet dat het in de praktijk allesbehalve vanzelfsprekend is.

Het Congolese leger werkt nu wel meer samen. Met de blauwhelmen maar ook met Rwanda in februari dit jaar.

Maar zoals te voorspellen was haalde die gecombineerde Congolees-Rwandese actie niet veel uit. De rebellen van het FDLR – de Rwandese milities die al vijftien jaar rondhangen in het oosten van Congo – trokken zich wel terug. Maar daarna kwamen ze met even veel kracht als daarvoor weer op de voorgrond. En de Congolese actie met de blauwhelmen heeft kennelijk op het terrein weer hetzelfde effect: het gaat allemaal ten koste van de bevolking. Het leger en de blauwhelmen zijn niet in staat hun offensief tot een goed einde te brengen. Zij vormen deel van het probleem. Zeker het Congolese leger omdat de soldaten even goed als die milities plunderen, brandschatten, uit zijn op economisch gewin, verkrachten, mensen op de dool jagen, de productie op het land stil leggen en de velden plunderen.

U spreekt over het eeuwige optimisme van de Congolezen, hun veerkracht. Maar is dat geen deel van het probleem? In uw boek staat het voorbeeld van Bilo, een leraar geschiedenis wiens geduld bijna ten einde was en die pleitte voor een volksopstand. Is dat soort sentiment niet meer nodig?

Ik weet niet of dat zo nodig is. Maar ik verbaasde mij er wel al over dat het zo weinig gebeurt. Het is gewoon erg moeilijk voor mensen om een revolutie of volksopstand te ontketenen in een situatie waarin ze alle zeilen moeten bijzetten om te overleven.

En betogingen?

In de steden werd veel betoogd, vooral dan in Kinshasa. Onder impuls van de UDPS van Etienne Tshisekedi ten tijde van de Nationale Conferentie in de jaren 1990 bijvoorbeeld. Maar dat haalde niet veel uit, en toen begon de oorlog. Aan het eind van de oorlog bleek dat de ongewapende oppositie marginaal was en het land weer in handen van voormalige krijgsheren kwam (Laurent Désiré Kabila). De bevolking in de steden begreep toen wel dat zulke acties niet veel opbrachten.

Op het platteland heb je zulke acties niet. Maar je komt er dynamische mensen tegen met de veerkracht om te overleven. Met eigen initiatieven nemen ze hun lot in handen. Ze zorgen ervoor dat hun kinderen nog school kunnen volgen, bewerken opnieuw het land, proberen te produceren en handel te drijven.

Maar ontbreekt er een organisatie? Heeft België daar schuld aan?

Een historische schuld misschien. Maar het enige dat wij kunnen doen, is de voorwaarden scheppen. Door de oorlog in het oosten te beëindigen kan er een organisatie komen. Maar eerst en vooral dient de staat heropgebouwd. Congo is geen staat meer. Onlangs verscheen een artikel in een Amerikaans blad waarin wetenschappers vroegen aan Hillary Clinton (de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, nvdr) hoe zij ging onderhandelen met een Congolese staat die in feite niet meer bestaat.

Is Joseph Kabila een nieuwe dictator?

Dat is een groot woord. Joseph Kabila werd natuurlijk verkozen, maar politiek geeft hij heel weinig ruimte aan de oppositie. Hij verhindert al een paar jaren het doortrekken van de democratisering naar de lagere niveaus: steden, dorpen en gemeenten. Door manipulaties en omkoperij zette hij, onder andere op provinciaal vlak, de zaken naar zijn hand. Denk aan het benoemen en verkiezen van gouverneurs.

Maar zeker op economisch vlak treedt hij in de voetsporen van zijn dictatoriale voorgangers. Ondanks alle controle op de overheidsfinanciën draagt hij nog altijd geen zorg voor het openbare domein. Zijn persoonlijke verrijking staat voorop, zoals bij de vorige leiders. Die voortdurende situatie moeten de Congolezen zelf aanpakken op termijn. Maar dat zal een kwestie van generaties zijn, vrees ik.

Bij de verkiezingen in Congo schreef u dat Joseph Kabila eigenlijk geen interne basis had, dat hij afhing van buitenlandse steun. Wordt zijn positie dan niet moeilijk, nu er meer buitenlandse kritiek komt?

Dat valt af te wachten. Over twee jaar zijn er opnieuw verkiezingen in Congo. Kabila had geleidelijk aan wel een beetje interne steun opgebouwd, in het oosten. Daar had hij het imago van vredestichter, de man die de oorlog beëindigde en het land weer één maakte. Vooral in de Kivu speelde sterk dat ze niet meer bezet werden door buitenlandse mogendheden, in de eerste plaats Rwanda.

Blijft dat een troef nu dat de oorlog voortduurt?

En nu dat er in feite heel weinig veranderde op het terrein. Dat vraag ik mij dus echt af. Ik ving al stemmen op van Congolezen die zeggen: ‘We zien wat er gebeurt en vooral wat er niet gebeurt. We gaan dus niet meer stemmen voor Kabila bij een volgende gelegenheid.’ Maar hoe algemeen dat gevoel is, kan ik niet beoordelen.

Maar ziet u iemand nieuw opstaan, nu Kabila de oppositie van Bemba uit de weg ruimde?

Kabila laat geen oppositie toe. Zijn motto bij de verkiezingen was ‘the winner takes all’ en dat bleef zo. Hij wil de macht niet delen en duldt niet dat er belangrijke figuren opstaan. Dat gezegd is de gouverneur van Katanga (Moïse Katumbi, nvdr) wel iemand om in het oog te houden. Katumbi komt uit Kabila’s rangen maar vaart een vrij onafhankelijke koers. Maar het is nog twee jaar tot de verkiezingen, dus dat is koffiedik kijken.

Welke koers moet een Belgische minister van Buitenlandse Zaken volgens u varen? U levert scherpe kritiek op Louis Michel maar bent mild voor Karel De Gucht. Allebei maakten ze eerder de dienst uit op Buitenlandse Zaken.

Wat ik apprecieerde bij Karel De Gucht was dat hij zei waar het op stond. Nu kun je zeggen: is dat diplomatiek? Mag een minister van Buitenlandse Zaken dat wel doen? Maar laten we eerlijk zijn, alle kritiek die er al geleverd is op Kabila binnenskamers haalde niets uit. Dan denk ik dat het misschien wel goed is om eens openlijk te zeggen dat het niet goed gaat in Congo.

Wat we wel niet doen in België is conclusies trekken voor ons beleid. Als politici doorhebben dat bepaalde initiatieven niet lukken, zoals bij de militairen, omdat de leiders niet voldoende meewerken, moeten ze dat openlijk durven te zeggen. Dan moet er wel een discussie komen in dit land, liefst in het parlement, over hoe we het dan wel moeten aanpakken. Die volgende stap wordt niet gezet. Dat is een tekortkoming die je aan de hele Belgische politieke klasse kunt verwijten, ook aan De Gucht. En wat ik Louis Michel verwijt is dat hij een koers vaarde zonder rekening te houden met de democratie. Hij koos voor een aantal politieke leiders en dan in eerste instantie voor Joseph Kabila die zijn vader opvolgde. Het is een keuze waardoor je je afvraagt wat hem precies inspireerde.

U zegt in uw boek dat hij werd geïnspireerd door de media-aandacht.

Voor een stuk geldt dat bij Louis Michel zeker. Daar blijf ik bij, ik zag hem genoeg bezig. Michels doel is om op het scherm te komen met de groten der aarde. Hij kon dat ook vijf jaar lang doen als Europees commissaris, nu is het wel genoeg geweest.

Willen de gewone Congolezen dat België verantwoordelijkheid neemt?

Veel meer dan wij dat eigenlijk doen, en dat is goed. We mogen ons niet opstellen als oude koloniale heersers en hen de hele tijd terechtwijzen. Dat kunnen wij ons niet permitteren. Dat is de taak van de grotere internationale gemeenschap, waarvan wij enkel een deel uitmaken. Maar zeker de gewone Congolezen zeggen dat nog heel vaak, té vaak.

Ze noemen ons ‘nos papas’ zegt u in uw boek.

‘Nos papas’ of ‘nos oncles’, inderdaad. Ik ga daar altijd tegenin want ze moeten het zelf in handen nemen. Ze mogen niet verwachten dat wij alles komen oplossen. Verandering zal wel een heel lastige strijd vergen die generaties zal duren. Je kan niet verwachten van de huidige politieke klasse – die voor een groot stuk waardeloos is – dat die bij de volgende verkiezingen vervangen zal worden door een soort van heiligen. Helaas, dat zal niet gebeuren.

Hadden al deze problemen vermeden kunnen worden bij de Nationale Conferentie?

Dat is een historische kans die gemist werd. Daar waren goeie dingen aan het gebeuren maar Mobutu kon dat proces uiteindelijk voor een groot stuk tegenhouden. Mobutu was een eersteklasmanipulator. Op zijn oude dag haalde hij nog eens alles uit de kast om te verhinderen dat hij zou worden opzijgeschoven.

Maar u geeft ook de schuld aan België.

Een deel van de verantwoordelijkheid ligt inderdaad bij de internationale gemeenschap en België omdat ze veel te weinig dat proces ondersteunden. Er te weinig in geloofden. Hoe snel kwam er geen kritiek op de regering-Tshisekedi, die toch voor de eerste keer een realisatie was van de Nationale Conferentie en niet van Mobutu? Voor de eerste keer was er een democratische tegenmacht, maar hoe snel kwam de kritiek niet dat ze waardeloos waren? Tshisekedi is zeker geen heilige. Maar ik blijf erbij dat men hem beter had moeten ondersteunen. Men heeft veel te snel de zaken laten begaan, er zich bij neergelegd dat het weer niet zou lukken. Terwijl men in de loop der jaren veel eerste ministers van Mobutu een stuk meer krediet gaf.

Hoe komt het dat Tshisekedi’s opvolger, Léon Kengo wa Dondo, wel die steun kreeg?

Tja, Kengo wa Dondo had het aureool van corruptiebestrijder. En hij beloofde een neoliberaal beleid te voeren, zoals dat in die tijd nog moest van de Wereldbank. In de jaren 1990 was het heel ‘bon ton’ om een besparingsbeleid te voeren en in te zetten op het ontvetten van het ambtenarenapparaat. Terwijl men maar het rapport over onrechtmatig verkregen bezittingen moest lezen om zijn ware aard te kennen. Men moet dat toch gelezen hebben! Het zijn historische fouten die België toen maakte. Fouten waardoor België toch een grote verantwoordelijkheid draagt voor de mislukking van dat democratiseringsproces.

Hoeveel schuld draagt de internationale gemeenschap voor de oorlog in Congo die daarna volgde?

Het belangrijkste uitgangspunt wat de oorlog betreft vind ik dat buurlanden zoals Rwanda profiteerden van de zwakte van het op zijn knieën zittende beleid van Mobutu. De Rwandezen konden zo het land verregaand plunderen. Samen met de Oegandezen. Zij haalden Laurent Désiré er eerst bij als Congolees uithangbord. En ze maakten gebruik van het ongenoegen van de Banyamulenge (Congolese Tutsi’s in het oosten van het land, nvdr). Een voorwendsel dat ze iedere keer weer gebruiken om hun inmenging te verantwoorden.

Maar de internationale gemeenschap zette niet genoeg druk op Rwanda. Men heeft wel uitgezocht wat er aan de hand was. De VN-rapporten over de illegale exploitatie van grondstoffen liegen er niet om. Daarin staat duidelijk hoe Rwanda die exploitatie organiseerde. Maar er is veel te weinig mee gedaan. Ze hebben Rwanda nog veel te veel zijn gang laten gaan. Het ‘genocidekrediet’ speelt daar nog altijd in mee. Zoals dat nog altijd speelt bij – en als ik dat zeg krijg ik altijd de wind van voren – Israël en de Holocaust. De internationale gemeenschap verdraagt van Rwanda ten onrechte veel meer dan van andere landen.

Kwam daar verbetering in? Want de samenwerking tussen Congo en Rwanda werd deels internationaal onderhandeld.

Dat is inderdaad onder andere onder druk van Obama gebeurd, ja. Maar die is actie was heel kort. En nu blijkt ook dat het geen echt succes was. Men kon de nazaten van die Rwandese milities, de FDLR , niet kortwieken. Blijkbaar is een militaire oplossing niet haalbaar. Een politieke oplossing, door onderhandelen de rebellen overtuigen om naar Rwanda terug te keren, blijkt ook onmogelijk. Want dat stuit op verzet in Rwanda. En men durft zoals gezegd niet genoeg druk op Rwanda uit te oefenen.

Je kan zeggen dat Obama wel een goeie start nam door Rwanda te verplichten iets te doen. Maar hij kon de lijn precies niet doortrekken. Dat is iets dat we bij Obama wel meer zien. Hij neemt een goeie start maar daar blijft het bij. Hij is niet echt in staat om zijn goeie voornemens en ideeën te consolideren op lange termijn en ze ten uitvoer te brengen. Met de Amerikaanse gezondheidssector kwam het uiteindelijk in orde, al is het dan met veel compromissen. Compromissen zal Obama wel meer moeten sluiten natuurlijk, maar kijk ook naar de aanpak van de Palestinakwestie. Zijn buitenlands beleid blinkt niet echt uit in doorzettingsvermogen. Veel goeie bedoelingen en een goeie aanzet maar dan houdt het een beetje op.

En de EU?

Die heeft inderdaad een grote troef in handen. De EU is één van de grootste geldschieters van Rwanda. Maar een paar nieuwe donoren in de EU zoals GB en Nederland geven in hun budgetsteun teveel een vrijgeleide aan Rwanda. Ze zouden die aanpak moeten herdenken, maar ik zie dat eigenlijk niet echt gebeuren. Nederland bevroor wel al eens een schijf van zijn hulp, maar het donorgeld zou veel meer als wapen moeten gebruikt worden. Of er zouden toch tenminste voorwaarden aan gekoppeld moeten zijn, in plaats van een vrijgeleide te geven.

Hoe ziet u de rol van de media in het pushen van de internationale gemeenschap?

Er is sowieso te weinig berichtgeving rond Congo en Afrika. Kijk naar de oorlog en de nasleep ervan. Dat kwam veel te weinig aan bod, omdat er niet genoeg beelden van waren. En beelden domineren de media. Televisie zet de toon en de rest van de media volgt. Jammer genoeg is Afrika en Congo in het bijzonder daar het slachtoffer van.

Is dat enkel omdat er geen beelden zijn of heerst er ook een soort gelatenheid over de problemen in Congo?

Misschien speelt dat mee maar het belangrijkste is dat Afrika als continent economisch niet genoeg meetelt. Waarom is Irak zo belangrijk, zowel voor de internationale politiek als voor de media? Omdat daar oliebelangen mee gemoeid zijn. Er spelen natuurlijk ook oliebelangen in Afrika. Waarom praten we meer over Soedan?

Nu kun je zeggen dat Congo ook grote economische troeven heeft: je hebt daar koper, kobalt, goud, uranium en coltan…Maar de ‘coltanboom’ is een beetje voorbij. De Chinezen kwamen op het koper af, toen werden zij een probleem. Maar sowieso is het economisch aandeel van Afrika in de wereld marginaal. Veel meer dan dat van het Midden-Oosten, van Oost-Europa en de Kaukasus, met zijn gasvoorraden. Daarom komen de conflicten in Tsjetsjenië en Georgië veel prominenter in het nieuws dan die in Afrika.

Terwijl het verhaal van Afrika en Congo evenveel aandacht verdient. Daarom ook schreef ik dit boek en ben ik bezig met een ander boek over de geschiedenis van Congo.

We kijken er al naar uit. Bedankt voor het gesprek.

© CongoForum – Andy Furniere, 11.12.09

'Congodagboek (1996-2009): de boom waarnaar ze stenen gooien' van Guy Poppe, uitgegeven door Meulenhoff | Manteau (Antwerpen/Amsterdam) in 2009, 511 blz., ISBN 987 90 8542 144 3

 

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.