22.09.10 Hélène Flaam: "Niets doen is voor mijn geen optie" (CongoForum)

In 2008 trok ze als studente orthopedagogiek aan de universiteit van Gent naar Congo voor haar thesisonderzoek. Ze interviewde er tientallen ex-kindsoldaten die ingezet werden in het gruwelijke conflict in Ituri en nu proberen hun leven terug op de rails te krijgen. De kinderen zijn door hun ervaringen erg getraumatiseerd en hebben bijzondere begeleiding nodig om opnieuw in de samenleving te functioneren.

Tijdens haar verblijf kwam Flaam in contact met lokale ngo’s die zich inzetten om slachtoffers van de burgeroorlog, zoals ook deze kindsoldaten, terug in het economische leven te betrekken. Eén van deze organisaties was Terre des Enfants (TDE) dat kwetsbare kinderen een veilige omgeving aanbiedt waarin ze aan een eigen professionele toekomst kunnen werken.

Deze ngo bleek echter zowel voor haar financiering als voor haar werking heel erg afhankelijk van ‘samenwerking’ met een internationale ngo. Projecten werden door deze laatste uitgedacht en moesten door TDE enkel worden uitgevoerd, zonder dat deze of de plaatselijke bevolking hierin hun zeg hadden.

Deze ‘ongelijkheid’ kenmerkt volgens Flaam de relaties tussen veel internationale en plaatselijke organisaties in Congo. Een bijkomende zwakte is dat deze externe steun vaak op een kortetermijnvisie steunt. Projecten krijgen slechts gedurende korte tijd aandacht, geld en middelen en worden nadien aan hun lot over gelaten zonder dat dit door een eigen basis kan worden opgevangen.

In 2009 werd inderdaad de samenwerking tussen Terre des Enfants en haar internationale ‘partner’ opgezegd. Gelukkig kon het wegvallen van deze fondsen worden opgevangen door geld dat Hélène Flaam en haar vzw Aksanté vanuit België opstuurde. Veel andere projecten in de regio – en bij uitbreiding in de rest van de derde wereld – hebben geen dergelijk vangnet.

Een nieuw partnerschap

Toch wil Flaam niet hetzelfde pad bewandelen als haar voorganger. Aksanté moet een nieuwe en vooral gelijkwaardige invulling geven aan het partnerschap tussen lokale ngo’s als TDE en hun internationale geldbronnen.

Diep onder de indruk van haar ervaringen in Ituri keerde Hélène terug naar België. Met de verkoop van huisgemaakte advocaat zamelde ze 600 euro in waarmee TDE in Congo een kleinschalige viskwekerij op poten zette. “Zo ging de bal aan het rollen. Uit dit persoonlijk project groeide in 2009 de vzw Aksanté. De naam betekent ‘dank u’ in Swahili, de lingua franca in Centraal- en Oost-Afrika”, aldus Flaam.

De vzw zamelt in België de fondsen in maar laat het aan de Congolese partners om op basis van hun expertise en noden projecten uit te denken en op poten te zetten. Ook de lokale gemeenschappen worden hier rechtstreeks bij betrokken. Het zogenaamde ‘ownership’ van de initiatieven ligt dus uitdrukkelijk in Congo.

Een andere belangrijke doelstelling is het nastreven van financiële onafhankelijkheid van de projecten. Door het opzetten van marktactiviteiten, de aan- en verkoop van producten, moeten eigen inkomsten gegenereerd worden. Zo kunnen deze projecten een financiële zelfstandigheid uitbouwen en moet Aksanté op termijn haar betrokkenheid afbouwen en nieuwe werkterreinen opzoeken.

Met de omvorming tot een vzw werd de werking van in België versterkt. Voor Flaam is het essentieel dat de werkingskosten worden beperkt zodat zoveel mogelijk geld naar de projecten in Congo kan vloeien. In België wordt enkel met vrijwilligers gewerkt. Geld wordt ingezameld door de verkoop van advocaat, T-shirts en zakken maar ook door het organiseren van een reeks activiteiten.

“Zo hadden we in juni ons openingsfeest en op 27 oktober organiseren we de theatervoorstelling Missie in Gent met een nabespreking. Op 19 oktober willen we met een groot Congodebat getiteld ‘Onder de mangoboom’ onze eigen bijdrage leveren aan de vieringen van vijftig jaar Congolese onafhankelijkheid. Bedoeling is hierbij vooral Congolese sprekers aan het woord te laten, iets wat naar mijn mening veel te weinig gebeurd is tijdens dit jubileumjaar”, verklaart Flaam.

Vrouwen en kinderen eerst

In Congo groeide de werking van Aksanté doordat een tweede partner werd gevonden in het Action Féminine pour la Défense des Droits de l’Homme (AFDDHO). Deze organisatie zet zich in voor de opvang van weduwen, weeskinderen, tienermoeders en vrouwelijke ex-kindsoldaten in Mahagi, eveneens in Ituri. Ook AFDDHO wil haar doelpubliek in staat stellen om eigen inkomensgenererende activiteiten op touw te zetten.

Ondertussen bracht de samenwerking tussen Aksanté en Terre des Enfants in 2010 na de viskwekerij ook een koffieplantage voort, ditmaal in Bayhana. De opbrengsten van koffieoogst zullen deels vloeien naar TDE maar deels ook te goed komen aan de lokale gemeenschap. Daarnaast is er ook een ‘individueel’ luik waarbij families 64 koffieplantjes krijgen om hen te motiveren om in het project te stappen.

Voor het resultaat van deze constructie is het wel wachten tot de planten opbrengen. Dit is pas voorzien voor binnen twee en een half jaar. De Organisation Nationale du Café (ONC) heeft wel al toegezegd om de productie op te kopen.

In juni 2010 reisde Hélène Flaam voor een tweede keer naar Congo om de voortgang van de projecten te evalueren. Ze keerde in elk geval zeer tevreden terug, ook al werden er wel enkele problemen ter sprake gebracht. Tijdens haar bezoek kreeg ze onder andere de vraag naar geld voor de aankoop van andere producten zoals zeep waarmee de boeren zich kunnen wassen na het werk op het land. Zolang de koffieplantage niet opbrengt is er immers ook geen geld bij de gemeenschap zelf om deze aankopen te financieren.

De kwestie stelde Flaam voor een dilemma: “De verleiding om aan dit verzoek toe te geven was zeer groot. Ik kon het geld wel voorzien maar dit zou afbreuk doen aan het principe van financiële autonomie waarop onze samenwerking gebaseerd is.”

Er werd besloten dat niet Aksanté het geld zou voorzien maar wel TDE. Een deel van de opbrengsten van de visserij zou namelijk worden geïnvesteerd in marktactiviteiten zodat de nood aan andere goederen met de inkomsten hiervan gefinancierd kan worden. Op die manier heeft Aksanté wel onrechtstreeks bijgedragen. Belangrijker was echter dat basis van de samenwerking gerespecteerd was en de uitwerking ervan steeds bepaald wordt door een proces van voortdurend onderhandelen. Het feit de lokale ngo hierin een zeg krijgt en zelf de oplossing kan aanbieden is een teken van respect.

Een stok achter de deur

Hélène Flaam geeft toe dat het zeer moeilijk is om een evenwicht te vinden tussen een volledig ‘ownership’ van de lokale ngo’s en gemeenschap enerzijds en controle door Aksanté anderzijds. Aksanté moet er op toezien dat het geld dat het richting Congo stuurt terechtkomt waar het bedoeld is. Tegelijk mag het niet vervallen in de betutteling waartegen het juist in actie is gekomen.

Daarom is steeds dat onderhandelingsproces van belang. Het initiatief moet uitgaan vanuit de lokale expertise van TDE en AFDDHO. Zij moeten een gedetailleerd en gemotiveerd projectvoorstel indienen dat Aksanté vervolgens onderzoekt. Bij goedkeuring krijgen de ngo’s 50 % van het gevraagde budget. Na drie maanden moeten zij zelf een evaluatie voorleggen dat opnieuw wordt gecontroleerd door Aksanté. Daarna kan ook die andere helft van het geld worden vrijgegeven.

“Natuurlijk heb je hierdoor geen volledige gelijkheid tussen sponsor en lokale organisatie”, vervolgt Flaam, “wel proberen we onze ‘inmenging’ zoveel mogelijk te beperken en deze bovendien ook af te bouwen. De bedoeling is immers dat de projecten de eigen inkomsten creëren om op termijn volledig zelfbedruipend te worden.”

Addertjes onder het gras

Er zijn ook andere punten waarop de aanpak van Aksanté kritiek kan verwachten. Met name de vraag in welk mate het ingrijpen in lokale gemeenschappen de plaatselijke verhoudingen wijzigt en hierdoor afgunst en tegenwerking opwerpt.

“Inderdaad”, stelt Flaam, “worden bepaalde groepen en gemeenschappen ‘bevoordeeld’ doordat zij wel en andere niet op een financiële injectie kunnen rekenen. Dat dit bij sommigen jaloezie opwekt is haast onvermijdelijk. Wel proberen onze partners de inkomsten van hun projecten zoveel mogelijk te spreiden over de hele lokale bevolking en hen te laten meegenieten. Voorlopig gebeurt dit al met de opbrengsten van de viskwekerij. Wat de impact zal zijn van de koffieoogst kunnen we enkel afwachten.”

Bij elk initiatief in Congo moet er rekening gehouden worden met de plaatselijke autoriteiten. In de dorpen waar Aksanté projecten ondersteunt, is de Congolese staat haast volledig afwezig. Toch is ook hier een vorm van overheid, de ‘chef de localité’. Hij bepaalt binnen zijn gebied de verdeling van landbouwgronden en heeft het laatste woord over hun economische bestemming. Hij heeft dus ook toestemming gegeven voor de viskwekerij en de koffieplantage.

De samenwerking met de betrokken chefs heeft volgens Flaam nog geen problemen opgeleverd. Een belangrijke factor hierbij is dat de lokale ngo’s als TDE en AFDDHO al lang actief zijn en hier dus veel ervaring mee hebben. Ook op het vlak van veiligheid in de regio – en dus ook het voortbestaan van de projecten die Aksanté steunt – is Flaam niet erg ongerust. “De regio is de laatste jaren redelijk stabiel. Het gevaar schuilt in georganiseerd banditisme maar onze projecten zijn zo kleinschalig dat er weinig buit te rapen valt. Het risico van plundering bestaat wel, maar daar kunnen we ons engagement niet voor laten.”

Wat de verhoudingen binnen gemeenschappen betreft, wil Hélène Flaam duidelijk stellen dat Aksanté niet de bedoeling heeft om bepaalde groepen voor te trekken. “Ex-kindsoldaten en vrouwen zijn in deze regio bijzonder kwetsbare groepen. Dat we samenwerken met organisaties als TDE en AFDDHO en dus vooral deze doelgroepen bereiken komt omdat zij de vraag stelden naar een samenwerking.” Bovendien meent Flaam dat de activiteiten die Aksanté ondersteunt niet ingaan tegen de economische en sociale rolverdeling tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen in Ituri.

Aksanté sluit in geen enkel geval uit dat het ook andere projecten zal ondersteunen die niet specifiek op vrouwen en/of kindsoldaten gericht zijn. Integendeel, eenmaal de huidige projecten een volledig zelfstandig bestaan kunnen leiden, zal de vzw haar pijlen elders moeten richten. Hierbij wordt ook buiten Congo gekeken. De regio van de Grote Meren blijft wel de voorkeur genieten.

Deze houding kenmerkt het enthousiasme van Hélène Flaam voor het project van Aksanté. Ze beseft dat niet iedereen even optimistisch is over de toekomst van Congo maar fatalisme is duidelijk niet aan haar besteed. “We krijgen regelmatig de vraag of ons werk geen druppel op een hete plaat is. Niets doen is het alternatief en dat is voor mij geen optie. Ik begrijp de mensen die jaren in Centraal-Afrika gewerkt hebben en de resultaten van hun werk door de oorlogen verloren hebben zien gaan. Toch moeten we ergens opnieuw beginnen en ik geloof uiteraard dat ons project een verschil kan maken.”

© CongoForum – Okke Bogaerts, 21.09.10

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.

22.09.10 Hélène Flaam: "Niets doen is voor mijn geen optie" (CongoForum)

Onder een zeldzame nazomerzon op een terrasje in de Antwerpse binnenstad ontmoet ik Hélène Flaam. Ze komt juist van een conferentie over de regio van de Grote Meren georganiseerd door het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en –Beheer (IOB) van de Universiteit Antwerpen (UA). Flaam is voorzitster en stichter van Aksanté, een jonge vzw die financiële ondersteuning biedt aan projecten in Ituri in Oost-Congo.

In 2008 trok ze als studente orthopedagogiek aan de universiteit van Gent naar Congo voor haar thesisonderzoek. Ze interviewde er tientallen ex-kindsoldaten die ingezet werden in het gruwelijke conflict in Ituri en nu proberen hun leven terug op de rails te krijgen. De kinderen zijn door hun ervaringen erg getraumatiseerd en hebben bijzondere begeleiding nodig om opnieuw in de samenleving te functioneren.

Tijdens haar verblijf kwam Flaam in contact met lokale ngo’s die zich inzetten om slachtoffers van de burgeroorlog, zoals ook deze kindsoldaten, terug in het economische leven te betrekken. Eén van deze organisaties was Terre des Enfants (TDE) dat kwetsbare kinderen een veilige omgeving aanbiedt waarin ze aan een eigen professionele toekomst kunnen werken.

Deze ngo bleek echter zowel voor haar financiering als voor haar werking heel erg afhankelijk van ‘samenwerking’ met een internationale ngo. Projecten werden door deze laatste uitgedacht en moesten door TDE enkel worden uitgevoerd, zonder dat deze of de plaatselijke bevolking hierin hun zeg hadden.

Deze ‘ongelijkheid’ kenmerkt volgens Flaam de relaties tussen veel internationale en plaatselijke organisaties in Congo. Een bijkomende zwakte is dat deze externe steun vaak op een kortetermijnvisie steunt. Projecten krijgen slechts gedurende korte tijd aandacht, geld en middelen en worden nadien aan hun lot over gelaten zonder dat dit door een eigen basis kan worden opgevangen.

In 2009 werd inderdaad de samenwerking tussen Terre des Enfants en haar internationale ‘partner’ opgezegd. Gelukkig kon het wegvallen van deze fondsen worden opgevangen door geld dat Hélène Flaam en haar vzw Aksanté vanuit België opstuurde. Veel andere projecten in de regio – en bij uitbreiding in de rest van de derde wereld – hebben geen dergelijk vangnet.

Een nieuw partnerschap

Toch wil Flaam niet hetzelfde pad bewandelen als haar voorganger. Aksanté moet een nieuwe en vooral gelijkwaardige invulling geven aan het partnerschap tussen lokale ngo’s als TDE en hun internationale geldbronnen.

Diep onder de indruk van haar ervaringen in Ituri keerde Hélène terug naar België. Met de verkoop van huisgemaakte advocaat zamelde ze 600 euro in waarmee TDE in Congo een kleinschalige viskwekerij op poten zette. “Zo ging de bal aan het rollen. Uit dit persoonlijk project groeide in 2009 de vzw Aksanté. De naam betekent ‘dank u’ in Swahili, de lingua franca in Centraal- en Oost-Afrika”, aldus Flaam.

De vzw zamelt in België de fondsen in maar laat het aan de Congolese partners om op basis van hun expertise en noden projecten uit te denken en op poten te zetten. Ook de lokale gemeenschappen worden hier rechtstreeks bij betrokken. Het zogenaamde ‘ownership’ van de initiatieven ligt dus uitdrukkelijk in Congo.

Een andere belangrijke doelstelling is het nastreven van financiële onafhankelijkheid van de projecten. Door het opzetten van marktactiviteiten, de aan- en verkoop van producten, moeten eigen inkomsten gegenereerd worden. Zo kunnen deze projecten een financiële zelfstandigheid uitbouwen en moet Aksanté op termijn haar betrokkenheid afbouwen en nieuwe werkterreinen opzoeken.

Met de omvorming tot een vzw werd de werking van in België versterkt. Voor Flaam is het essentieel dat de werkingskosten worden beperkt zodat zoveel mogelijk geld naar de projecten in Congo kan vloeien. In België wordt enkel met vrijwilligers gewerkt. Geld wordt ingezameld door de verkoop van advocaat, T-shirts en zakken maar ook door het organiseren van een reeks activiteiten.

“Zo hadden we in juni ons openingsfeest en op 27 oktober organiseren we de theatervoorstelling Missie in Gent met een nabespreking. Op 19 oktober willen we met een groot Congodebat getiteld ‘Onder de mangoboom’ onze eigen bijdrage leveren aan de vieringen van vijftig jaar Congolese onafhankelijkheid. Bedoeling is hierbij vooral Congolese sprekers aan het woord te laten, iets wat naar mijn mening veel te weinig gebeurd is tijdens dit jubileumjaar”, verklaart Flaam.

Vrouwen en kinderen eerst

In Congo groeide de werking van Aksanté doordat een tweede partner werd gevonden in het Action Féminine pour la Défense des Droits de l’Homme (AFDDHO). Deze organisatie zet zich in voor de opvang van weduwen, weeskinderen, tienermoeders en vrouwelijke ex-kindsoldaten in Mahagi, eveneens in Ituri. Ook AFDDHO wil haar doelpubliek in staat stellen om eigen inkomensgenererende activiteiten op touw te zetten.

Ondertussen bracht de samenwerking tussen Aksanté en Terre des Enfants in 2010 na de viskwekerij ook een koffieplantage voort, ditmaal in Bayhana. De opbrengsten van koffieoogst zullen deels vloeien naar TDE maar deels ook te goed komen aan de lokale gemeenschap. Daarnaast is er ook een ‘individueel’ luik waarbij families 64 koffieplantjes krijgen om hen te motiveren om in het project te stappen.

Voor het resultaat van deze constructie is het wel wachten tot de planten opbrengen. Dit is pas voorzien voor binnen twee en een half jaar. De Organisation Nationale du Café (ONC) heeft wel al toegezegd om de productie op te kopen.

In juni 2010 reisde Hélène Flaam voor een tweede keer naar Congo om de voortgang van de projecten te evalueren. Ze keerde in elk geval zeer tevreden terug, ook al werden er wel enkele problemen ter sprake gebracht. Tijdens haar bezoek kreeg ze onder andere de vraag naar geld voor de aankoop van andere producten zoals zeep waarmee de boeren zich kunnen wassen na het werk op het land. Zolang de koffieplantage niet opbrengt is er immers ook geen geld bij de gemeenschap zelf om deze aankopen te financieren.

De kwestie stelde Flaam voor een dilemma: “De verleiding om aan dit verzoek toe te geven was zeer groot. Ik kon het geld wel voorzien maar dit zou afbreuk doen aan het principe van financiële autonomie waarop onze samenwerking gebaseerd is.”

Er werd besloten dat niet Aksanté het geld zou voorzien maar wel TDE. Een deel van de opbrengsten van de visserij zou namelijk worden geïnvesteerd in marktactiviteiten zodat de nood aan andere goederen met de inkomsten hiervan gefinancierd kan worden. Op die manier heeft Aksanté wel onrechtstreeks bijgedragen. Belangrijker was echter dat basis van de samenwerking gerespecteerd was en de uitwerking ervan steeds bepaald wordt door een proces van voortdurend onderhandelen. Het feit de lokale ngo hierin een zeg krijgt en zelf de oplossing kan aanbieden is een teken van respect.

Een stok achter de deur

Hélène Flaam geeft toe dat het zeer moeilijk is om een evenwicht te vinden tussen een volledig ‘ownership’ van de lokale ngo’s en gemeenschap enerzijds en controle door Aksanté anderzijds. Aksanté moet er op toezien dat het geld dat het richting Congo stuurt terechtkomt waar het bedoeld is. Tegelijk mag het niet vervallen in de betutteling waartegen het juist in actie is gekomen.

Daarom is steeds dat onderhandelingsproces van belang. Het initiatief moet uitgaan vanuit de lokale expertise van TDE en AFDDHO. Zij moeten een gedetailleerd en gemotiveerd projectvoorstel indienen dat Aksanté vervolgens onderzoekt. Bij goedkeuring krijgen de ngo’s 50 % van het gevraagde budget. Na drie maanden moeten zij zelf een evaluatie voorleggen dat opnieuw wordt gecontroleerd door Aksanté. Daarna kan ook die andere helft van het geld worden vrijgegeven.

“Natuurlijk heb je hierdoor geen volledige gelijkheid tussen sponsor en lokale organisatie”, vervolgt Flaam, “wel proberen we onze ‘inmenging’ zoveel mogelijk te beperken en deze bovendien ook af te bouwen. De bedoeling is immers dat de projecten de eigen inkomsten creëren om op termijn volledig zelfbedruipend te worden.”

Addertjes onder het gras

Er zijn ook andere punten waarop de aanpak van Aksanté kritiek kan verwachten. Met name de vraag in welk mate het ingrijpen in lokale gemeenschappen de plaatselijke verhoudingen wijzigt en hierdoor afgunst en tegenwerking opwerpt.

“Inderdaad”, stelt Flaam, “worden bepaalde groepen en gemeenschappen ‘bevoordeeld’ doordat zij wel en andere niet op een financiële injectie kunnen rekenen. Dat dit bij sommigen jaloezie opwekt is haast onvermijdelijk. Wel proberen onze partners de inkomsten van hun projecten zoveel mogelijk te spreiden over de hele lokale bevolking en hen te laten meegenieten. Voorlopig gebeurt dit al met de opbrengsten van de viskwekerij. Wat de impact zal zijn van de koffieoogst kunnen we enkel afwachten.”

Bij elk initiatief in Congo moet er rekening gehouden worden met de plaatselijke autoriteiten. In de dorpen waar Aksanté projecten ondersteunt, is de Congolese staat haast volledig afwezig. Toch is ook hier een vorm van overheid, de ‘chef de localité’. Hij bepaalt binnen zijn gebied de verdeling van landbouwgronden en heeft het laatste woord over hun economische bestemming. Hij heeft dus ook toestemming gegeven voor de viskwekerij en de koffieplantage.

De samenwerking met de betrokken chefs heeft volgens Flaam nog geen problemen opgeleverd. Een belangrijke factor hierbij is dat de lokale ngo’s als TDE en AFDDHO al lang actief zijn en hier dus veel ervaring mee hebben. Ook op het vlak van veiligheid in de regio – en dus ook het voortbestaan van de projecten die Aksanté steunt – is Flaam niet erg ongerust. “De regio is de laatste jaren redelijk stabiel. Het gevaar schuilt in georganiseerd banditisme maar onze projecten zijn zo kleinschalig dat er weinig buit te rapen valt. Het risico van plundering bestaat wel, maar daar kunnen we ons engagement niet voor laten.”

Wat de verhoudingen binnen gemeenschappen betreft, wil Hélène Flaam duidelijk stellen dat Aksanté niet de bedoeling heeft om bepaalde groepen voor te trekken. “Ex-kindsoldaten en vrouwen zijn in deze regio bijzonder kwetsbare groepen. Dat we samenwerken met organisaties als TDE en AFDDHO en dus vooral deze doelgroepen bereiken komt omdat zij de vraag stelden naar een samenwerking.” Bovendien meent Flaam dat de activiteiten die Aksanté ondersteunt niet ingaan tegen de economische en sociale rolverdeling tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen in Ituri.

Aksanté sluit in geen enkel geval uit dat het ook andere projecten zal ondersteunen die niet specifiek op vrouwen en/of kindsoldaten gericht zijn. Integendeel, eenmaal de huidige projecten een volledig zelfstandig bestaan kunnen leiden, zal de vzw haar pijlen elders moeten richten. Hierbij wordt ook buiten Congo gekeken. De regio van de Grote Meren blijft wel de voorkeur genieten.

Deze houding kenmerkt het enthousiasme van Hélène Flaam voor het project van Aksanté. Ze beseft dat niet iedereen even optimistisch is over de toekomst van Congo maar fatalisme is duidelijk niet aan haar besteed. “We krijgen regelmatig de vraag of ons werk geen druppel op een hete plaat is. Niets doen is het alternatief en dat is voor mij geen optie. Ik begrijp de mensen die jaren in Centraal-Afrika gewerkt hebben en de resultaten van hun werk door de oorlogen verloren hebben zien gaan. Toch moeten we ergens opnieuw beginnen en ik geloof uiteraard dat ons project een verschil kan maken.”

© CongoForum – Okke Bogaerts, 21.09.10

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.