“België moet een eersterangsrol spelen om Congo te laten openbloeien”

(Opiniebijdrage van historicus Mathieu Zana Etambala, gepubliceerd in juni 2020)

De DR Congo zal op 30 juni 2020 de 60ste verjaardag van haar onafhankelijkheid vieren. Maar het wordt geen feest in een euforische stemming. Door politieke problemen en de coronacrisis is er geen reden tot vreugde voor Congolezen of Belgen. Naar aanleiding van 30 juni zullen er zeker diverse studies verschijnen over de geschiedenis, soms gebaseerd op heel wat documentatie en soms eerder gebaseerd op een ideologische visie. Al die publicaties wijzen erop dat het verleden van Congo iets is wat nog altijd veel stof doet opwaaien.

Maar laten we de emo-geschiedenis aan diegenen die daar graag mee bezig zijn. In het algemeen gaan zij uit van het idee van de geschiedenis van Congo één groot ‘blok’ is. Maar in werkelijkheid bestond de Congo-Vrijstaat slechts iets meer dan 23 jaar, terwijl Belgisch-Congo bijna 58 jaar lang duurde. Het onafhankelijke Congo is nu zo’n 60 jaar oud. Het gaat om drie verschillende periodes, elk met eigen historische kenmerken.

We moeten absoluut de vaststelling maken dat het regime, opgelegd aan de Congolezen, in het eerste kwart van de periode, geen grote impulsen gaf aan de ontwikkeling van Congo. Het was een tijd van veroveringen en bezetting. De grondpolitiek en de fiscale politiek leggen rond 1891-1892 de basis voor een ‘afroomeconomie’ die de plaatselijke bevolking geen luxueuze leefomstandigheden bezorgt. We praten over een zeer bewogen geschiedenis, met de periode van het ‘rode rubber’. Sommigen spreken zelfs van ‘bloedrubber’. Het leed van de Congolezen werd toen nog verergerd door de vreselijke slaapziekte die de bevolking in talloze dorpen decimeerde. Heel wat officiële verslagen en brieven van missionarissen bevestigen dit.

Kunnen we in het geval van Congo-Vrijstaat spreken van een ‘gedeelde geschiedenis van blanken en zwarten’? Hoe dan ook hebben beide gemeenschappen daarover een andere appreciatie of inschatting. In het collectieve geheugen van de etnische groep van mijn moeder blijft de bloedige onderdrukking van de opstand van de Ababua (begin 20ste eeuw) iets onvergetelijks. Hetzelfde geldt voor de Buda en andere etnische groepen. Hun verzet tegen de uitbouw van een koloniaal systeem kostten het leven aan zeer veel dorpelingen.

Positieve verandering

Toen België Congo overnam van Leopold II, gaf dat al heel snel een positieve verandering voor de bevolking. België sloeg meteen een andere weg in. In 1906 was de gezondheidszorg maar amper 2% van de begroting van Congo-Vrijstaat. Het land telde toen hooguit 8 of 9 artsen. De ‘Force Publique’ (Weermacht) slokte 36,4% van de begroting op. In 1910, onder Belgisch-Congo, waren er al 59 artsen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat prins Albert – de latere koning Albert I – tijdens zijn eerste reis naar Congo al opmerkte dat alles was toegespitst op het oogsten van rubber en ivoor, dat er veel geld werd opgeëist in België en dat er niets werd uitgegeven in Congo zelf. In 1914 regelde Albert een speciaal fonds van 1 miljoen Belgische franken om de slaapziekte te bestrijden.

De Belgische koloniale administratie maakte korte metten met de geneeskunde voor emigranten (…) en introduceerde een tropische geneeskunde, ten voordele van de gekoloniseerde bevolking. Artsen zouden niet langer uitsluitend militaire expedities begeleiden of alleen werken in de grote politieke en economische centra met veel koloniaal personeel. De gezondheid van de Congolezen werd een belangrijke bekommernis.

Na Wereldoorlog I brak een nieuw tijdperk aan, waarbij de liefdadigheid haar weg naar Congo zou vinden. Edouard De Jonghe, directeur op het ministerie van Koloniën, lanceerde in 1924 een stevige onderwijspolitiek. Zowat 40 katholieke congregaties en organisaties, met mannen en vrouwen, gingen tijdens het interbellum in op de vraag om de Congolezen te gaan onderwijzen. De Congolese kinderen worden massaal naar school gestuurd.

Het dient opgemerkt dat Belgisch-Congo tijdens Wereldoorlog II veel heeft gedaan voor het moederland. Net zoals we de waarde moeten erkennen van de oprichting van het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika (IRSAC) en het Fonds voor Inheems Welzijn, in 1947. Vermeldenswaard is ook het tienjarenplan voor de economische en sociale ontwikkeling van Belgisch-Congo.

Mathieu Zana Etambala

Grote kloof, maar ook positieve herinneringen

In de koloniale geschiedschrijving wordt vaak gesproken over de ‘Golden Fifties’. In werkelijkheid was er toen nog een enorme kloof tussen blank en zwart, zowel economisch als politiek. Maar toch moet ik ook zeggen dat mijn eigen moeder positieve herinneringen had aan die periode. Zij was trots omdat ze haar kinderen had op de wereld gezet in het ‘ziekenhuis voor zwarten’ in Leopoldstad: in vergelijking met klinieken van na de Congolese onafhankelijkheid was dat ziekenhuis namelijk een vijfsterrenhotel. Mijn vader, die bij het leger en in de koloniale administratie werkte, was totaal gek op de verplaatsingen met de giro-bus.

Het hedendaagse Congo is geboren in moeilijke omstandigheden. Hier ontbreekt ons de ruimte om die overgangscrisis correct te analyseren. De Eerste Republiek was buitengewoon rumoerig. In 1965 greep luitenant-generaal Mobutu de macht via een staatsgreep. Hierdoor werd het weer rustiger.

Zoals vele jonge Afrikaanse leiders brak Mobutu een lans voor de ‘bantoedemocratie’, geënt op de eenheid of eendracht. Zijn beweging MPR (Mouvement Populaire de la Révolution) wilde absoluut een éénpartijstaat, een eenheidsvakbond (de Union Nationale des Travailleurs Zairois of UNTZa), een eenheidsorganisatie voor de studenten, een nationale universiteit enzovoort. Stemmen van politieke opposanten werden volkomen gesmoord.

Mobutu wilde ook een nieuwe identiteit ontwikkelen door een beroep te doen op de ‘authenticité’. De Zaïrezen moesten Afrikaanse namen aannemen, zich anders kleden (met de abacost) en noem maar op. Zijn politiek van zaïrisering resulteerde in een duurzame structurele economische crisis.

De overgang naar de regimes van vader en zoon Kabila ging ook gepaard met geweld, net als de situatie tussen 1960 en 1965. In Oost-Congo is er een ‘never ending war’. Het beste bewijs. Nu zit Félix Tshisekedi op de troon: een mogelijk lichtpunt voor de Congolezen en de internationale gemeenschap, maar spijtig genoeg lijkt dit plaats te maken voor een niet te realiseren illusie.

30 juni moet een uitnodiging zijn om de ogen naar de toekomst te richten. We moeten vooral de juiste ‘tools’ vinden om een eind te maken aan de ‘morele erosie’ die Congo al enkele decennia kenmerkt. Congo heeft nodig aan een mentaliteit van zelfopoffering, aan een politieke klasse die zich echt wijdt aan het welzijn van het land. Dat is van doorslaggevend belang om Congo er sociaal en economisch bovenop te helpen. Zo’n ‘bevrijdend project’ kan alleen maar worden verwezenlijkt in samenwerking met de Europese Unie. In het hart van Afrika wordt onbetwistbaar gewacht op België, dat met de nodige wijsheid een eersterangsrol gaat spelen om Congo weer te laten openbloeien.

Mathieu Zana Etambala

Bron : revue nro. 54 de Mémoires du Congo, juni 2020

(vrij vertaald en bewerkt voor CongoForum)

Beelden: ter beschikking gesteld door Mémoires du Congo

www.memoiresducongo.be

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.