‘Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen’ (boekrecensie door Jef Abbeel)

BRUSSEL – Spreker, recensent en oud-leraar geschiedenis en Latijn Jef Abbeel schreef een recensie over de onlangs uitgegeven veelzijdige bundel ‘Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen’. Het boek is het werk van zowat 30 deskundigen uit België, Congo, Duitsland en de VS onder wie Idesbald Goddeeris, Amandine Lauro en Guy Vantemsche.

Congo vierde op 30 juni 60 jaar onafhankelijkheid en dat ging in België gepaard met vele discussies, het bekladden en afbreken van standbeelden, het plunderen van winkels en discussies over het veranderen van straatnamen. Bovendien waren er diepe spijtbetuigingen van de koning en de premier.

Abbeel: “In Congo zelf getuigt Léon Engulu (°1934), in 1960 deelnemer aan de Rondetafelconferentie, medestander van Lumumba en minister ten tijde van Mobutu: “Leopold II heeft Congo gecreëerd, in 1960 hadden we gratis onderwijs en allemaal werk, nu is onderwijs betalend en heeft 20% werk, het is één grote chaos” (RTBF, 28 juni 2020)”. “Het boek is ook heel nuttig voor aanhangers van de beweging Black Lives Matter (BLM), mensen uit de Congolese diaspora en onze politici, die nu vaak het woord voeren op basis van emoties in plaats van op basis wetenschappelijke feiten”, zegt Abbeel.

“Helaas zijn er geen auteurs bij die nog in de kolonie hebben gewerkt”, merkt Jef Abbeel op. “En er komen vele facetten aan bod: het eerste is dat de onderwerping en de tewerkstelling gepaard gingen met geweld, waar ook Congolezen aan meededen en waarbij bestaande, gewelddadige methodes werden gebruikt. Racisme was een tweede kenmerk: zwarten hadden altijd minder rechten dan blanken (in het boek telkens ‘witten’ genoemd). Een derde kenmerk was de economische factor: de kolonie moest opbrengen. De vierde was humaner: het leven van de Congolezen verbeteren door onderwijs, evangelisatie, medische zorg en beschaving”.

Het boek bestaat uit 4 delen: 1) geschiedenis; 2) sociaal-economische aspecten; 3) bestuur; 4) beschavingsmissie. Andere thema’s die aan bod komen, maar die in de recensie niet door Abbeel worden beschreven, zijn: de koloniale propaganda, de koloniale kunst (die na een beperkte restitutie weer snel op de internationale kunstmarkt te koop was), dieren en milieu. De bundel eindigt met een Belgische en Congolese kijk op het koloniale verleden en een reeks foto’s. Jef Abbeel leert naar eigen zeggen “dat ‘blank’ in tegenstelling met ‘wit’ geassocieerd wordt met ‘zuiverheid en superioriteit’ (p. 381) en besluit :“Wat een onzin.”

Geschiedenis

“In deel 1 lezen we dat hele stukken van Congo nooit werden bezet bij gebrek aan personeel: in 1908 waren er maar een een beperkt aantal blanken op circa 100 posten voor een gebied zo groot als West-Europa (76 x België) met 10 à 15 miljoen inwoners. De oorspronkelijke koningen en chefs bestuurden hun gebied in naam van Leopold II en daarna van België. Ze kozen de kant van de kolonisator in ruil voor westerse goederen en een afzetmarkt voor hun ivoor (p. 37)”.

“Toen Leopolds fortuin op een bepaald moment op was, kregen een stuk of vijf bedrijven een monopolie over gebieden die soms groter waren dan Frankrijk. Daarbij waren de Société Anversoise en de ABIR (Anglo-Belgian India Rubber Company). Pas toen na 1900 de rubberprijzen opveerden, met dank aan Dunlop die de rubberband uitvond, kon Leopold zijn schulden terugbetalen aan België en er fraaie gebouwen laten optrekken. Frankrijk had hetzelfde rubbersysteem in zijn kolonies en ook daar vloeide bloed om aan genoeg rubber te komen en raakten er eveneens regio’s ontvolkt.

In 1903 schreef de Britse consul Roger Casement een vernietigend rapport over de gruwelen in Congo: Leopold decreteerde dat Congolese mannen voortaan maximum 40 uur per maand in de rubberindustrie moesten werken. En in 1904 stuurde hij een onderzoekscommissie. Een genocide vond er volgens Georgi Verbeeck (hoogleraar geschiedenis, KU Leuven en Universiteit Maastricht, nvdr) niet plaats: er was nooit de bedoeling om de bevolking planmatig uit te roeien (zoals bij de Armeense, de Joodse of de Rwandese genocide). En inheemse soldaten speelden bij het geweld een veel grotere rol dan het heel kleine aantal Belgen. De terugval van de bevolking met honderdduizenden of zelfs een paar miljoen mensen was vooral het gevolg van de dalende geboortes, ondervoeding en ziektes, die wél een gevolg waren van de verplichte arbeid, maar niet van moordpartijen (p. 55).

Bron: Wikiwand

De rol van Congo in de twee wereldoorlogen was beperkt. In 1914-18 vochten slechts 32 Congolezen mee in Europa, maar door de overwinning in 1916 op de Duitsers in Oost-Afrika kreeg België wel Rwanda en Burundi . Hierbij sneuvelden 1.895 zwarte soldaten en stierven er 27.000 dragers. Dat lijkt me wel een heel hoog cijfer voor die betrekkelijk korte veldslag (april-september 1916). In WO II leverde Congo wel grondstoffen voor de oorlog in Europa, waardoor de bevolking meer dagen moest werken: eerst 60, dan zelfs 120 dagen per jaar.”

Zucht naar onafhankelijkheid

“De wens naar onafhankelijkheid kwam er pas rond 1956 met het ’Manifest’ van katholieke Congolezen, gevolgd door een tweede ‘Manifest’ van ABAKO en de oprichting van de MNC door Lumumba in 1958. Het woord ‘Dipenda’ viel voor het eerst op 28 december 1958, na een speech van Lumumba. In januari 1959 volgden de eerste opstanden en plunderingen en vielen de eerste doden.

Kort na de onafhankelijkheid volgde een muiterij en chaos, gelukkig geen oorlog zoals in Nederlandse, Franse en Portugese kolonies. Het geweld richtte zich tegen Europese mannen en vrouwen, van wie er enkele honderden gemarteld en vermoord werden. 45.000 personen, onder wie 25.000 Belgen, vluchtten toen uit Congo weg. De Amerikaanse president Eisenhower gaf de instructie om Lumumba te elimineren. Mobutu pleegde een staatsgreep in september 1960, in december liet hij Lumumba arresteren en op 17 januari werd hij geëxecuteerd. In 1965 trok Mobutu de macht volledig naar zich toe.”

Sociaal-economische aspecten

“Deel 2 handelt over economie en maatschappij en ook over de bevolkingsafname tijdens de periode 1885-1905. De auteurs benadrukken dat het schattingen zijn. In 1905 lanceerde de Amerikaan Mark Twain het cijfer 10 miljoen. Velen namen dat kritiekloos over, ook de Amerikaanse journalist Adam Hochschild in 1998 (p. 107). Pas vanaf 1920 werd de bevolking geteld. Rond 1930 waren er 10,3 miljoen inwoners, in 1960 ruim 15 miljoen (p. 111). De auteur, demograaf Jean-Paul Sanderson, schat het aantal inwoners in 1885 op 11,5 à 20 miljoen (p. 112-113). De afname lag dus tussen 1 en 5 miljoen. De oorzaken waren: een daling van de geboortes en meer sterfgevallen door bestaande en geïmporteerde ziektes, ondervoeding en geweld.

Dwangarbeid bestond vooral bij de aanleg van spoorwegen en wegen, mijnbouw (koper, goud), katoen, palmolie en rubber. Rond 1945 werkten 700.000 Afrikanen voor Belgische, Britse (Unilever) en andere Europese bedrijven in Congo. Velen deserteerden: zo’n 7.000 bij Union Minière tussen 1920 en 1926, ze kwamen bewust te laat of daagden niet op (p. 147-148). Vanaf 1930 verbeterde de toestand voor de arbeiders en deed Union Minière van alles om hen en hun kinderen ook te ontwikkelen, ziekenhuizen te bouwen enzovoort. In de jaren 50 verdubbelde UM ook hun lonen. De Katangese muzikant Jean Bosco Mwenda wa Bayeke stak zelfs de loftrompet over de lonen (p. 151-152).

De ordehandhaving in Congo ging gepaard met geweld, ook na 1908 (en na 1960). De ordediensten bestonden uit Congolese soldaten en Europese officieren. Opstanden in 1931, 1941, 1944 en 1959 werden door hen hardhandig neergeslagen. Het rechtssysteem en het gevangeniswezen waren strenger voor de inlanders dan voor de Belgen. De segregatie was erger dan in de Franse kolonies, waar men sneller burgerrechten toekende. Pas in 1959 kwam er een einde aan vele vormen van discriminatie.

Tot 1960 leefde 75% van de bevolking op het platteland en van primitieve landbouw. De vrouwen deden al het werk op het land, de mannen gingen vissen en jagen. Steden werden gebouwd met in principe aparte delen voor blanken en zwarten, maar in de praktijk lukte dat vaak niet. Kinderen van Belgen speelden met de kinderen van de ‘boys’ die in hun tuin woonden. Na 1945 kwam België met een duur ‘Tienjarenplan’, waarbij de belangen van de inlanders voorop stonden: transport, telecom, water, elektriciteit, huisvesting, onderwijs, gezondheid (p. 191). Naast die 50 miljard Belgische frank (BF) van de overheid, ging er tussen 1950 en 1957 nog 66 miljard BF privégeld naar Congo. Gevolg: tussen 1945 en 1957 groeide de Congolese economie met 7% per jaar en verdubbelde de koopkracht (p. 192). Maar de landbouw stagneerde en de bevolking nam sneller toe (2,5%) dan de levensmiddelen (1,8%). Men moest dus voeding importeren. En zo nam de schuld van Congo toe van 3,7 miljard BF in 1949 naar 46 miljard BF in 1960 (p. 193).”

Congolese gemeenschap in België

“Het artikel over de Congolese gemeenschap in België vertelt over haar aanwezigheid op wereldtentoonstellingen, wat ook het geval was bij de andere koloniale machten. Zana Etambala (geboren in Congo en woont sinds 1962 in België. Hij is doctor in de geschiedenis en doet voltijds historisch onderzoek in de Sectie Geschiedenis Hedendaagse Tijd van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren nvdr) klaagt dat er te weinig Congolese restaurants zijn in België, vergeleken met de Aziatische, Marokkaanse enzovoort. Maar hij zegt er niet bij wat de Congolezen tegenhoudt om er te openen. Bij de ‘metissen’ (kinderen met een blanke en een zwarte ouder) die naar België overgebracht werden, wordt niet verteld dat ze in Congo zwaar werden gediscrimineerd en uitgestoten. Hij vermeldt ook niet het totaal aantal Congolezen in België (mogelijk 80.000). De meesten zijn pas na 1990 gekomen.”

Rol van missionarissen

“De officiële taal in Congo was het Frans, zowel voor de Congolezen als voor de Vlaamse kolonialen. Pas in 1957 kregen de Vlamingen het recht op rechtspraak in het Nederlands. 85% van de missionarissen waren Vlamingen, zij leerden wel de inheemse talen en maakten bijbelvertalingen en schoolboeken in de vier voornaamste van de 230 inheemse talen, namelijk in het Swahili, Lingala, Kikongo en Tshiluba. In het leger gold het Lingala als voertaal. Congolese intellectuelen pleitten sinds 1945 om alle lager- en middelbaar onderwijs in het Frans te krijgen, zodat ze meer carrière-mogelijkheden hadden (p. 276-281). De missionarissen speelden een belangrijke rol in het onderwijs, de ziekenzorg en de landbouw.

In 1908 waren de missionarissen met 335, in 1935 met 2.300 (tegenover 600 Belgen in de administratie). Hun inzet was bijna kosteloos (p. 295). In 1917 werd de eerste Congolese priester gewijd, in 1960 waren er ruim 600. Missionarissen speelden ook een rol in de dekolonisatie. Toch zijn er in 1962 en 1964 tientallen vermoord door rebellen. De auteur van een artikel hierover, Idesbald Goddeeris,(Historicus KU Leuven, nvdr) zegt er niet bij hoeveel zusters verkracht werden. In 2020 zijn er nog circa 100 missionarissen. In 1960 was ruim 30% van de Congolezen katholiek en nu werken enkele tientallen Congolese priesters in Belgische parochies, vooral in Waals-Brabant. Goddeeris vindt een eindoordeel over de missionarissen moeilijk. Het lijkt hem niet aangewezen om in termen van positief-negatief te spreken. Een positieve evaluatie past blijkbaar niet in deze bundel”, aldus Abbeel.

Ziekenhuizen

“De auteurs geven wel toe dat de medische infrastructuur in de jaren 50 beter was dan in de Britse en Franse kolonies: in Congo waren er dubbel zoveel ziekenhuisbedden (p. 310-311). Maar volgens de auteurs stonden deze ten dienste van de soldaten en ander ondersteunend personeel. Ze zeggen er niet bij dat dit overwegend Congolezen waren. Vele zieke inlanders bleven nog lang naar hun eigen genezers gaan. Vanaf 1917 startten de Belgen de opleiding verpleegkunde en vanaf 1954 richtte Lovanium de artsenstudie in. Naast de overheid, bouwden de bedrijven een gezondheidszorg uit voor hun eigen arbeiders: onder andere de spoorwegen en Union Minière du Haut-Katanga (UMHK) . De missies verzorgden de gewone Congolezen, maar beschikten over te weinig artsen. En volgens de auteurs wilden ze zo alleen maar het aantal bekeringen verhogen. De auteurs gaan nog een stap verder: “De Belgen introduceerden in de eerste plaats ziektes, geen gezondheidszorg” (p. 309). Dat belet niet dat de slaapziekte, lepra en malaria zo goed als uitgeroeid waren, terwijl ze nu weer volop aanwezig zijn.”

Onderwijs

“Meisjes kregen tot 1960 minder onderwijs dan jongens en dan nog vooral huishoudkunde. In 1959 ging slechts 10% van de meisjes naar school, zat geen enkel meisje op de universiteit en had slechts één een diploma middelbaar onderwijs: Sophie Kanza, die in 1966 de eerste vrouwelijke minister werd (p. 263-265). Hoewel de UNESCO beweerde dat Congo in de jaren 50 na Zuid-Afrika het meest gealfabetiseerde land van Afrika was, beweren de auteurs dat België alleen goed scoorde in het lager onderwijs. In 1885 moesten de katholieke missiescholen wel van nul af aan beginnen, want er was helemaal geen onderwijs (p. 316). Ze boden vooral lager onderwijs aan en in de steden ook een opleiding voor kantoorpersoneel, onderwijzers en ambachtslui. Pas vanaf 1948 investeerde men meer in voortgezet beroepsonderwijs. Vanaf 1954, tijdens de schoolstrijd in België, kwamen er 300 rijksscholen bij, die zoals in België meer subsidies kregen dan de katholieke, wat ook in Congo tot een korte schoolstrijd leidde. Het aantal scholieren steeg van 1,1 naar 1,7 miljoen (p. 321). In de rijksscholen zat een kleine minderheid: 3% in het lager, 14% in het middelbaar. In 1954 werd Lovanium de eerste katholieke universiteit, in 1956 was er in Elisabethstad de eerste rijksuniversiteit. In 1960 volgde slechts 0,1% van de Congolese scholieren hoger onderwijs; in Afrika was dat 0,4%, in de wereld ook maar 3% (p. 322).”

“Het was beter tijdens de kolonisatie”

Isidore Ndaywel è Nziem (bron: Diacenco)

“Het laatste artikel is van Isidore Ndaywel è Nziem, een Congolese historicus en linguïst. Hij vertelt dat de meeste Congolezen (in Congo, niet in Brussel) koppig volhouden dat zij het beter hadden tijdens de kolonisatie en dat de onafhankelijkheid beter in 1985 was gekomen, zoals Van Bilsen destijds voorstelde. (Het Jef Van Bilsen-plan wilde de onafhankelijkheid met 30 jaar uitstellen, nvdr). De Congolese onderzoeker vertelt ook dat Lumumba destijds weigerde om de Congolese nationaliteit toe te kennen aan de kolonialen die dat wensten (p. 392). Zou zou echter het economisch debacle van de zaïrisering vermeden zijn (p. 392).

Isidore Ndaywel è Nziem zegt ook dat de Congolezen pas echt opgehitst werden door de boeken van ‘witten’ zoals Vangroenweghe, Marchal, Hochschild en De Witte. Hij is ook de enige die de uitbuiting door de Chinezen en hun jacht op coltan en kobalt durft aan te klagen (p. 395). Zij hebben alles opgekocht, voor de Belgen valt er nog weinig te rapen. Isidore Ndaywel è Nziem klaagt ook Rwanda aan, dat samen met Oeganda en Zimbabwe Oost-Congo plundert (p. 397). Hij besluit dat België nog veel kan betekenen voor Congo op het gebied van alfabetisering, gezondheidszorg, herbebossing en milieu-educatie (p. 398). En er is werk aan de winkel: tijdens Kabila zakte Congo verder weg op de UNO-lijst van menselijke ontwikkeling (Human Development Index) van plaats 162 in 2001 naar 176 op 189 in 2018 (La Libre Belgique, 30 juni 2020). En het BBP per persoon is gezakt naar 712 euro per jaar of 60 euro per maand of 1/54ste van het Belgische (De Tijd, 1 juli 2020). Bovendien zijn 5 miljoen Congolezen in eigen land op de vlucht voor het geweld van bendes en van het leger.

Kardinaal Fridolin Ambongo Besungu, aartsbisschop van Kinshasa, zei in zijn preek van afgelopen 30 juni dat de zwarten de posten van de blanken overgenomen hebben zonder te beseffen wat de blanken deden, dat de Congolese leiders met kiezersbedrog aan de macht zijn gekomen en zich tegenover de bevolking en tegenover de katholieke en protestantse Kerk (samen 80% van de bevolking) gedragen als kolonisten, en dat het leger niet in staat is om plunderaars uit de negen buurlanden buiten te houden. Kortom: “Nous avons collectivement failli” (we hebben collectief gefaald nvdr). Het boek eindigt met een tijdlijn (1876-1962), die helaas al in 1962 eindigt, enkele kaarten van Congo in 1900, 1950, 2020, waar helaas wel plaatsnamen ontbreken zoals de grote parken Virunga, Kahuzi-Biega en Salonga.”

Algemene beoordeling

Jef Abbeel eindigt zijn recensie met een algemene beoordeling van de bundel: “De coördinatie tussen de artikels is zeer goed: in elk artikel wordt naar andere verwezen en er is weinig tegenspraak tussen de artikels. Elk artikel eindigt met een samenvatting, is goed gedocumenteerd en voorzien van een bibliografie en noten. De algemene teneur is: de Belgen deden weinig goeds en als ze iets deden voor de Congolezen, was dat altijd in het belang van de Belgen. De lezer houdt dus best vol tot het laatste artikel, waarin een Congolees bevestigt dat de bevolking heimwee heeft naar de koloniale tijd: toen hadden ze vrede, gezondheid, onderwijs, werk en voedsel (p. 391). Terwijl Congolezen en vele Belgen hier standbeelden beschadigen en weghalen, staat Leopold II in Kinshasa, Lubumbashi en andere steden nog mooi overeind en in groter formaat dan Lumumba.

Nergens zeggen de auteurs dat de Congolezen sinds 1960 heel de Belgische infrastructuur verwaarloosd en vernield hebben. Ze spreken ook niet over de grote aantallen doden en de gewelddadige verkrachtingen in die 60 jaar: gynaecoloog en Nobelprijswinnaar Denis Mukwege komt helaas niet aan het woord.

Nog een paar details: bij de beschrijving van de ‘boyerie’ ontbreekt elke nuance: de auteurs doen alsof het éénkamerwoningen waren, terwijl een gewone leraar al een boyerie had met 3 kamers plus een douchekamer, waar de boy met zijn gezin mooier woonde dan in de cité of in zijn dorp. Ze vernoemen ook de ‘slimme VN-experts’, die in 2019 beweerden dat er tijdens Leopold II 17 tot 25 miljoen Congolezen gedood waren op een bevolking van ca. 15 miljoen. Hopelijk zal de Belgische parlementaire commissie uit intelligentere mensen bestaan. Ze hebben alvast de steun van de koning.”

Jef Abbeel

‘Koloniaal Congo. Een geschiedenis in vragen’

ISBN 978-94-631-0522-4 / Uitgeverij Polis, Kalmthout, 9 juni 2020

Foto’s, tijdlijn, kaarten, afkortingen, noten, bibliografie

432 p., paperback, 23 x 15 cm, 27,50 euro

© Jef Abbeel, juni 2020, www.jefabbeel.be

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.