Historicus Pierre-Luc Plasman: « Proberen om de diverse beelden van Belgisch-Congo naast elkaar te laten bestaan” (CongoForum)

Albertstad (Kalémie)

BRUSSEL – De wonden van ons koloniale verleden liggen opnieuw open, aan de vooravond van de 60ste verjaardag van het onafhankelijke Congo, op 30 juni 2020. Het debat over dat verleden raakt soms erg verhit, en is zeker niet altijd genuanceerd. De krant L’Echo sprak met historicus Pierre-Luc Plasman (UCLouvain), die het boek “Léopold II, potentat congolais” schreef (Uitgeverij Racine, 2017).

Waarom worden we zo brutaal opnieuw geconfronteerd met het Belgische koloniale verleden?

Pierre-Luc Plasman: “De bal ging aan het rollen met de moord op George Floyd (VS) en de vergelijking die werd gemaakt tussen de situatie in België en die in de VS. Ten gronde is het debat al aan het rijpen sinds 2008, mee onder impuls van verenigingen van mensen met Afrikaanse roots die diverse eisen formuleerden. Ze stellen vragen bij het koloniale erfgoed in de openbare ruimte en hebben bedenkingen bij het onderwijs over de koloniale geschiedenis; ze willen ook dat de diverse spelers hun verantwoordelijkheid erkennen. Er zijn ook raakvlakken tussen deze beweging en sommige politieke partijen. Zo staat er in het programma van Ecolo bijvoorbeeld dat er meer bewustwording nodig is over ons verleden”.

Is er in het verleden geprobeerd om de toegang tot de koloniale archieven te beperken?

Plasman: “Dat is een hardnekkige legende eigenlijk. Die ontstond voor een deel omdat de vroegere archiefbewaarder bij Buitenlandse Zaken, Françoise Peemans, zich niet al te soepel opstelde tegenover onderzoekers die vragen stelden, niet alleen wanneer het ging om de koloniale geschiedenis trouwens. De archieven zitten ook verspreid : je vindt ze bij Buitenlandse Zaken, in het Afrikamuseum (Tervuren), in het koninklijk paleis en bij het Rijksarchief”.

“Bij gebrek aan centen zijn al die archieven nooit helemaal geïnventariseerd. Ze raadplegen is dan ook niet zo makkelijk. De archieven van de Staatsveiligheid zijn niet toegankelijk, maar ik ben niet zeker of daar veel nieuwe elementen te vinden zijn. Misschien over de moorden op Lumumba en Hammarskjöld, ik weet het niet”.

Kan je spreken over een ‘genocide’ in Congo?

Plasman : « Is het geloofwaardig om te spreken over 10 miljoen doden? De demografische projecties van Jean-Paul Sanderson (UCLouvain) hebben het over 1 tot 5 miljoen inwoners die er in 1930 ‘te weinig’ waren als je uitgaat van de omvang van de bevolking die je mocht verwachten op dat moment. De koloniale terreur speelde een belangrijke rol bij het stijgen van de sterftecijfers en het dalen van de geboortecijfers”.

« Maar je kan het aantal rechtstreekse slachtoffers niet tellen: er stierven ook Congolezen door epidemieën. Congo-Vrijstaat (EIC) had ook niet de intentie om een deel van de bevolking systematisch uit te roeien, ook al zijn de ooggetuigenverslagen over de gruwel uit die tijd bloedstollend. Gemeten aan de huidige maatstaven zou je sommige wreedheden gerust misdaden tegen de menselijkheid kunnen noemen”.

Kan je zeggen dat Leopold II de misbruiken kende maar ze niet wilde zien?

Plasman: “Leopold werd sinds 1895 geïnformeerd over de schandalen. Eigenlijk vernam hij meer via de pers dan via zijn administratie of zijn omgeving want die hielden het potje vaak gedekt. Leopold II besefte dat zijn positie op de internationale scene fragiel was: hij gaf dan ook aan kolonel Wahis de instructie om orde op zaken te stellen in de staatsregieën en korte metten te maken met de zwaarste feiten. Dan nog bleef hij zitten met privévennootschappen met concessies zoals de Anversoise en ABIR; zij wilden zoveel mogelijk geld verdienen door een beroep te doen op crapuleuze figuren zoals Hubert Lothaire en Victor-Léon Fiévez, die terreur zaaiden. Hun wangedrag deden de koning in woede ontsteken, en hij liet hen berechten”.

“Tegelijk weigerde Leopold II wel om zijn systeem van exploitatie te herzien. Hij stelde liever de Weermacht (Force Publique) en de vennootschappen met concessies verantwoordelijk voor de gruweldaden”.

Pierre-Luc Plasman (UCLouvain)

Was Congo na de overdracht aan België (1908) een modelkolonie, zoals ons is voorgehouden?

Plasman: “Na de overdracht van Congo aan de Belgische staat stopte de mediacampagne van de Engelsen zeker niet. De Belgische politici wilden dan ook werk maken van een soort van modelkolonie die mocht worden gezien. Er moest worden gezorgd voor het materiële welzijn van de plaatselijke bevolking, onder meer via onderwijs en inentingscampagnes. Die aanpak steunde op drie pijlers : de staat, de Kerk en de ondernemingen. Maar de geest bleef paternalistisch. Men bleef de Congolezen als grote kinderen zien ».

Is dat paternalisme de verklaring waarom Congo zo slecht was voorbereid op de onafhankelijkheid in 1960?

Plasman: “Gedurende de hele koloniale periode deed België niets om de ontvoogding van de Congolezen te bevorderen. Tot de oprichting van de Lovanium-universiteit in de jaren ’50 hadden Congolezen niet de kans om sociaal op te klimmen. Het dagelijkse leven was opgebouwd rond een soort Apartheid, waarbij blank en zwart goed zijn plaats kende. De autoriteiten pasten lijfstraffen toe, werkten met avondklokken en verboden aan zwarten om zomaar door het land te reizen. Wie ervan werd verdacht dat hij onrust wilde zaaien, werd verwijderd en opgesloten. Gevolg: op geen enkele manier werd geanticipeerd op de legitieme zucht naar onafhankelijkheid”.

Moet het geschiedenisonderwijs op de scholen worden aangepast?

Plasman : « We moeten alleszins de onderwijsprogramma’s aanpassen en ze actualiseren op basis van nieuwe inzichten van historici. Na 1960 sloeg de Belgische publieke opinie gauw de bladzijde om. De banden met Congo waren ook betrekkelijk beperkt. In 1960 had slechts iets meer dan 1% van de Belgen iets te maken met Congo. Andere problemen kregen al snel veel meer aandacht, zoals de federalisering en de economische crisis”.

Moet België zich excuseren bij de Congolezen? Moeten we schadevergoedingen betalen ?

Plasman : “De vraag mag alleszins worden gesteld. Het is ook geen nieuwe vraag. Dit punt kwam al ter sprake toen premier Guy Verhofstadt in Rwanda excuses aanbood (2000), na de Rwandese genocide (1994). In 2002 sprak Louis Michel excuses uit voor de moord op Lumumba. In 2019 verontschuldigde zijn zoon Charles Michel zich bij de métissekinderen. Wanneer we praten over schadevergoedingen, zou het de moeite lonen om de mening van de Congolezen in Congo te kennen. Het gaat namelijk vooral hen aan. Voor de Congolezen daar lijkt het Belgische koloniale verleden geen prioriteit te zijn”.

Moet er een parlementaire commissie komen die opheldering brengt over de koloniale periode?

Plasman : « Om diverse redenen zou dat interessant zijn. We moeten het debat serener laten verlopen en weg blijven van haatboodschappen. Een commissie kan de situatie in al haar nuances schetsen, ver weg van het gepolariseerde debat dat we momenteel meemaken”.

“We moeten ook ernaar streven om de diverse beelden over Belgisch-Congo naast elkaar te laten bestaan. Sommige Congolezen die nu in België wonen, kunnen zich gekwetst voelen door racistische vooroordelen die teruggaan tot de kolonisatie. Maar sommige ‘anciens’ van Congo kunnen zich ook gekwetst voelen omdat zij worden gezien als racistische rovers en uitbuiters, terwijl ze zich vaak hebben ingezet om de leefomstandigheden van de Congolezen te verbeteren. De uitdaging bestaat erin om die verhalen naast elkaar te laten bestaan”.

© CongoForum, 24.06.20 (db)

Gebaseerd op een interview van Jean-Paul Bombaerts in L’Echo van 20.06.20. Geschreven na overleg met auteur Jean-Paul Bombaerts.

Beelden – bronnen: Wikipedia, Flickr, Bibliomania, UCL

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.