Afrika is wel degelijk te redden

De top van de G8 in Schotland (begin juli 2005) brengt de politieke leiders van de belangrijkste landen uit de wereld bijeen. Op de top zal worden nagedacht over de wanhopige situatie waarin de armste landen zich bevinden. Tot op heden ging de Amerikaanse president George W. Bush niet in op de oproep van de Britse premier Tony Blair om de steun aan Afrika tegen 2010 te verdubbelen.

Een tragische vergissing, die te verklaren is door het feit dat Bush niet begrijpt wat de uitdagingen voor Afrika zijn en wat daarbij de verantwoordelijkheid van Amerika is. De Amerikaanse politiek stoelt voornamelijk op het idee dat Afrika op eigen kracht de extreme armoede kan bedwingen en dat de steun in het algemeen toch al slecht wordt benut als gevolg van de corruptie. De VS gaan er verder vanuit dat ze sowieso al vrijgevige donoren zijn. Opvattingen die allemaal verkeerd zijn, vanuit ieder oogpunt. Amerika zit vast in de armoedeval, heel wat landen zijn in staat om steun efficiënt te gebruiken en de Amerikaanse bijdrage is klein in verhouding tot de noden van Afrika, de beloftes van de VS en de rijkdom van de Amerikanen.

Afrika lijdt tegelijkertijd onder drie problemen die het continent arm houden. Om te beginnen produceert Afrika niet genoeg voedsel. In tegenstelling tot wat er in Azië gebeurde, maakte de productie van levensmiddelen in Afrika geen "groene revolutie" mee. India produceerde in 1965 gemiddeld 854 kilogram tarwe per bebouwde hectare. Zwart Afrika scoorde toen 773 kilogram tarwe per hectare. Sinds 2000 haalt India echter een gemiddelde productie van 2.293 kilogram per hectare, terwijl Afrika moet genoegen nemen met een cijfer van 1.118 kilogram.

In Afrika woeden ziektes die in geen enkel ander deel van de wereld voorkomen. Iedereen kent maar al te goed de omvang van de aidsplaag in Afrika. Daarnaast is er de ziekte malaria, die dit jaar alleen verantwoordelijk is voor drie miljoen doden en één miljard zieken. De malariaplaag is veel minder bekend. India heeft malaria sinds de jaren zestig van de 20ste eeuw onder controle. In Afrika is malaria nog niet onder controle. De muggen die malaria overbrengen in Afrika, slaagden erin zich aan te passen.

Op economisch vlak is Afrika geïsoleerd. Dat is te wijten aan het gebrek aan infrastructuur, de grote afstanden en het feit dat sommige landen geen toegang tot de zee hebben. Geografische barrières isoleren een groot deel van Afrika. Het gaat daarbij vooral om landelijke streken die niet nabij grote internationale handelswegen liggen. Zonder de voordelen van de handel is een groot deel van het Afrikaanse platteland gedoemd om gewoon maar te "overleven".

George W. Bush mag dan geloven dat Amerika veel onderneemt om Afrika te helpen bij het oplossen van zijn problemen, feit is dat de VS niet zoveel steun geven. De Afrikacommissie van Tony Blair en het Millenniumproject van de Verenigde Naties toonden aan dat Afrika tot 2010 jaarlijks ongeveer 50 miljard dollar steun nodig heeft. Amerika zou daarvan jaarlijks 15 miljard dollar voor zijn rekening moeten nemen. Maar de Amerikaanse overheidssteun aan Afrika vertegenwoordigt op jaarbasis slechts 3 miljard dollar. Een groot deel van dat geld gaat dan nog naar de salarissen van Amerikaanse consultants, en niet naar het dekken van investeringsbehoeften in Afrika.

De belachelijk kleine som van 3 miljard dollar stemt overeen met 3 dollarcent per 100 dollar van het Amerikaanse Bruto Binnenlands Product (BBP). Dat is even veel als het geld dat de VS op minder dan twee dagen aan militaire doeleinden besteden.

De Amerikaanse steun vertegenwoordigt dus maar een fractie van wat ze zou moeten zijn. De Amerikanen hanteren bovendien onjuiste argumenten wanneer ze proberen uit te leggen waarom er niet meer financiële steun wordt gegeven. Bush en anderen gaan ervan uit dat Afrika de steun verkwanselt aan corruptie. Arme, matig groeiende landen als Ghana, Senegal, Mali, Benin en Malawi worden echter gerekend tot de landen die minder corrupt zijn dan snelle Aziatische groeiers als Vietnam, Bangladesh en Indonesië. De Millennium Change Account, een initiatief van de Amerikanen, prees de betrokken Afrikaanse landen trouwens al voor hun goed bestuur. Goed bestuur is uiteraard essentieel in Afrika, net als elders in de wereld. De corruptie mag niet als uitvlucht worden gebruikt om Afrika niet te helpen.

Om de hongersnoden in Afrika te bedwingen moeten we Afrika helpen zijn eigen groene revolutie waar te maken. De rijke landen zouden de Afrikaanse boeren moeten helpen om verbeterde tarwesoorten te verbouwen. Ze zouden hen ook kunnen helpen met meer meststoffen en een beter watermanagement (bijvoorbeeld door kleinschalige irrigatie). De vereiste technieken zijn bekend, maar de Afrikaanse boeren zijn te arm om daarmee aan de slag te kunnen gaan. Als we de Afrikaanse boeren helpen meer voedsel te produceren, wordt het mogelijk de opbrengst van de oogsten te verdubbelen, en zelfs te verdrievoudigen. Op die manier moeten de VS ook geen voedselsteun meer sturen.

En dan zijn er nog de ziektes in Afrika. We kennen beproefde, goedkope methodes waarmee het mogelijk zou zijn om vanaf 2008 malaria onder controle te krijgen. Afrika heeft het geld niet om die methodes toe te passen. Om te beginnnen, zouden we in de komende vier jaar muggennetten moeten verdelen onder alle armen in Afrika. Muggennetten die duurzaam zijn behandeld met insectenverdelgers. Volgens sommige schattingen zou Afrika nood hebben aan ongeveer 300 miljoen muggennetten. Eén muggennet kost 10 dollar, verzending inbegrepen. We praten dus over een som van 3 miljard dollar. De kosten kunnen we spreiden over een aantal jaar. Afrika heeft ook medische hulp nodig: geneesmiddelen tegen malaria, diagnostische apparatuur en opleidingen voor medische hulpverleners die actief zijn in plaatselijke gemeenschappen.

Ook voor het economische isolement zijn oplossingen te bedenken. Afrika heeft behoefte aan basisinfrastructuur, wegen en havens. Op dat vlak is vooruitgang mogelijk, met name door niet altijd op de laatste technologische snufjes te mikken. Via internetverbindingen en mobiele telefonie (gsm) kan iedereen in Afrika goedkoop met elkaar communiceren. Zo komt er een eind aan het economische isolement van honderden miljoenen mensen. Volgens bepaalde redelijke schattingen zou het ongeveer 1 miljard dollar vergen om een netwerk van vezelkabels te installeren in heel Afrika. Met zo’n investering zouden alle steden en dorpen op het continent internet en telefoon kunnen gaan gebruiken.

Afrika is in staat om zich aan de armoede te onttrekken als de VS en andere rijke landen daarbij ondersteuning bieden. Europa is bereid om meer te doen, maar de VS lijken de belangrijkste dwarsligger te zijn. De G8-top geeft de VS, die jaarlijks 500 miljard dollar aan militaire uitgaven besteden, de kans een duurzame en rendabele bijdrage te leveren tot de veiligheid in de wereld en miljoenen mensenlevens in Afrika te redden, door de bevolking te helpen om aan de miserie te ontsnappen.

Jeffrey D. SACHS, directeur van het Earth Institute van de University of Columbia

© La Libre Belgique 2005 – 02.07.05

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.